Direct naar artikelinhoud
Column

Het klonk zo onschuldig, maar tien minuten later was hij dood

James WorthyBeeld Agata Nowicka

Soms is de dood er opeens. Net als dat beschimmelde mandarijntje in je schooltas of die te lange teennagel. Op de dag dat ik hoorde dat hij niet meer leefde, was er geen voetbal op televisie.

Iemand belde me op, ik weet niet eens meer wie. Hij was onwel geworden. Onwel. Het klonk zo onschuldig, maar tien minuten later was hij dood. Hij.

Hij die mij op een avond in 2009 aan de nacht voorstelde. De nacht deed alsof ze me al kende, maar ze loog. Hij was er voor me toen ik niemand nodig had. Toen ik niemand nodig dacht te hebben. Hij was er opeens. Zoals dat ene vergeten blikje bier in de groentela. Hij was er.

We hadden allebei pijn en samen dronken we de scheuten op. Hij en ik. We doken in de donkerste nachten en kwamen lijkbleek weer boven. Hij leerde me ­snuiven op het toilet van een snackbar. Met de lidmaatschapskaart van een videotheek schiep hij gitaarsnaardikke lijntjes op een toiletrolhouder. ­Bodembroers, dat waren we.

Maar op een gegeven moment ging hij door de zeebodem heen. De bodem was niet diep genoeg voor hem. Hij moest en zou nog verder zinken. Vanaf de bodem keek ik in de diepte die hij zelf had gecreëerd. De diepte die hij zo verschrikkelijk liefhad.

Heel eventjes keek hij nog omhoog en toen schreeuwde hij: "Jouw bodem is niet de onderbodem. Mijn bodem is de onderbodem, vriend." Ik zwom naar boven, stapte uit het donkere ­water en schudde als een hond de nacht uit mijn vacht.

Ik heb nog vaak aan hem gedacht. Aan de man die een gat in de bodem zonk. Aan de man die mij aan de nacht voorstelde en aan die ene nacht waarop ik haar naam ­gelukkig weer vergat.  

Gisteren werd hij begraven. Ik staarde in het gat in de grond. "Dit is niet diep genoeg voor hem," zei ik tegen zijn zus. Ze zoog iets uit haar sigaret, maar woorden ­waren het niet.

Drie andere mannen van mijn leeftijd staarden in hetzelfde gat.

"Was jij ooit ook een bodembroer van hem?" vroeg een man die ongemakkelijk met een paraplu in het gras stond te prikken.

In zijn nek stond een songtekst van Ramses Shaffy getatoeëerd: 'Ik steek een sigaret op. En kijk naar het water. En denk over mezelf. En denk over later. Ik kijk naar de wolken. Die overdrijven. Ben dan zo bang. Dat de eenzaamheid zal blijven. Dat ik altijd zo zal lopen. Op onmogelijke uren. Dat ik eraan zal wennen. Dat dit zal blijven duren.'

"Hij was mijn kanarie in de tijd dat de binnenstad nog mijn koolmijn was. Dankzij hem kon ik net op tijd vluchten," zei ik. Samen keken we naar de kist die in de aarde werd geplant.

Op begrafenissen denk ik altijd aan mijn allereerste verjaardag. De eerste keer dat ik jarig was, wist ik niet dat ik jarig was. Ik hoop dat de dood ook zo werkt.

De in Amsterdam geboren en getogen schrijver James Worthy (1980) probeert in zijn columns iets van het leven te begrijpen. Lees al zijn columns hier terug. 

james@parool.nl

De eerste keer dat ik jarig was, wist ik niet dat ik jarig was. Ik hoop dat de dood ook zo werkt