Direct naar artikelinhoud
Column

We krijgen geen les in rouwen

Theodor HolmanBeeld Wolff

Toen ik 's ochtends koffie dronk, hoorde ik het nieuws uit Oss. Een treinbotsing die vier kinderen het leven kostte. Enkele kinderen kwamen uit één gezin.

Onmiddellijk voelde ik een merkwaardig angstig verdriet.

Je ziet ouders, kinderen en grootouders voor je en je krijgt bepaalde beelden niet uit je hoofd. Vrees is een vijand die zich in je hoofd nestelt en niet wil verdwijnen.

Ik ben volstrekt ongelovig, maar zelfs ik nader God na een grote ramp: "O Heer, dat nooit!"

Gisteren was het ook de sterfdag van mijn vader, dertig jaar geleden. Het was destijds alsof ik geen verdriet had. Ik lag op bed en smeekte mijn geest verdrietig te zijn.

Ik wilde verdriet voelen, maar dat kwam pas ­later. Een half jaar later om precies te zijn. Ik liep in de Westerstraat en meende mijn vader te zien. En ik brak.

Ik kon mijn snikken niet tegen­houden.

Verdriet is een plicht voor wie rouwt. Wat troost is juist het verdriet dat je voelt. Waarom voelde ik niet meteen de diepe droefheid van het verlies van mijn vader? 

Ik weet het niet; misschien omdat ik juist anderen moest troosten, onder wie mijn moeder. 

Maar mijn moeder was ook sterk. Vermoedelijk omdat zij ook anderen moest troosten, onder wie mij. Anderen troosten, heb ik toen gemerkt, is inderdaad jezelf troosten. Iemand troosten is een manier om je eigen verdriet naar achteren te duwen.

Maar hoe moeten de ouders omgaan met het verdriet van het verlies van hun kinderen?

Ik weet het niet, en als ik het zou weten, zou ik het harteloos vinden om dat op te schrijven. Alsof ik het dan ­beter zou weten dan die familie.

Zelfs ik nader God na een grote ramp: 'O Heer, dat nooit!'

We krijgen geen les in rouwen. Je moet het uitvinden op het moment dat je het nodig hebt. Je weet je geen houding te geven en je weet niet wat je denken moet en soms kun je domweg niet naar de pijn die je geacht wordt te voelen.

De mens is gecompliceerd uit zelfbehoud.

Gisteren dacht ik de hele dag aan dat ongeluk. Het was ook niet te vermijden. De mensen die ik sprak, hadden het er ook over, zonder het erover te hebben.

"Heb je gehoord van dat on­geluk?"

"Ja, godverdomme."

"Ja..."

Meer niet.

Het is nu nacht. 

In mijn kamer bevindt zich een foto van mijn vader. 

Ik zie hem als ik schrijf.

Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.

Reageren? t.holman@parool.nl

De mens is gecompliceerd uit zelfbehoud