Direct naar artikelinhoud
PS

Deze Amsterdammers staan al meer dan een halve eeuw achter de bar

Met een grote mond weten ze wel raad, want die hebben ze zelf ook. Deze vijf Amsterdammers zijn de zeventig gepasseerd en staan al meer dan een halve eeuw achter de bar. 'Drinkt iemand te langzaam, dan drink ik zijn glas leeg en zeg: tijd voor een nieuwe?!'

Diny Paepzhold: 'Als barvrouw moet je een grote bek hebben. Af en toe lekker schelden.'Beeld Niels Blekemolen

André Lacroix (71), kastelein van Café André Lacroix, Overtoom 219

André Lacroix zit al een halve eeuw tussen de stoffige jenevervaten in zijn stokoude kroeg. En hij blijft voorlopig zitten ook. "Ik weet dat ik niet te boek sta als vrolijke barman. Toch zijn er mensen die hier al veertig jaar komen. Ik ben trouwens geen barman, maar een kastelein of caféhouder."

"In het Hilton heb je een bar, met barkeeper en cocktails. Dat heb ik allemaal niet. Ik heb geen computer, geen pinapparaat en geen muziek. Dat is altijd zo geweest. Jongelui vinden dat misschien niet leuk, ik ken mensen die het erg prettig vinden."

"Mijn vader begon in 1948 als barman in dit café en nam het in 1960 over. In augustus werk ik hier vijftig jaar, maar als kleine jongen kwam ik hier al over de vloer. De kroeg stamt uit 1852, de jenever- en wijnvaten zijn ouder dan ik. En volgens mij is de kassa ook zeker honderd jaar oud."

"Sinds het overlijden van mijn vader is er niets veranderd. Nou ja, behalve de tv en de kachelpijp. Niet dat ik daarom gevraagd heb, hoor. Mijn oude tee­veetje deed het prima, maar er liep af en toe een streepje door het beeld. Toen kwam een klant met zo'n breedbeeld binnenlopen."

"Ik ben gewoon niet van deze tijd. Het is tegenwoordig ook rustiger in het café, misschien omdat ik net buiten het centrum zit. Of ik dat erg vind, weet ik niet. Op een tent vol jongelui zit ik ook niet te wachten. Ik neem af en toe een slokje om de tijd te doden, en ik kijk wat voetbal of rugby."

"Mijn dochter groeide op in dit café, maar ze wil het niet overnemen. Waarom moet je aan haar vragen. Ik ben al jaren aan het afbouwen, maar ik denk niet dat stoppen er ooit van komt. Eerst was ik alleen op zondag dicht, tegenwoordig ook op maandag. En wie weet ooit op dinsdag. Hoe ouder je wordt, hoe minder je zeker weet. Hoe lang ik nog doorga, kan ik je daarom niet zeggen. Tot vanavond één uur moet nog wel lukken."

Ik heb geen computer, geen pinapparaat en geen muziek. Dat is altijd zo geweest
André LacroixBeeld Niels Blekemolen

Diny Paepzhold (74), barvrouw bij Café Dijk 120, Zeedijk 120

De beschonken stamgast die gniffelend aan de bar zit, moet U tegen haar zeggen. "Ik ben toch een halfjaar ouder dan jij, ouwe lul." Diny Paepzhold werkt al zestig jaar in de Amsterdamse horeca en neemt geen blad voor de mond.

"Daarom drink ik zelf nauwelijks. Ik flap nu al bijna alles eruit, maar als ik drink, zeg ik écht álles. Mensen die naar het toilet lopen zonder iets te bestellen, daar heb ik een hekel aan. Dan bonk ik op de deur en vraag ik wat ze willen drinken."

"Je ziet steeds meer toeristen, ook van die Engelse schreeuwers. Ik ben niet bang; tegen een vrouw durven ze toch niet. Italianen komen met zijn zessen om één colaatje te drinken met een rietje. Die zet ik er ­me­teen uit."

"Als barvrouw moet je een grote bek hebben. Af en toe lekker schelden. Goed je hart luchten en dan weer gewoon verder. Nee hoor, je moet wel een beetje sociaal zijn."

"Ik werk al sinds mijn veertiende in de horeca. Het begon met koffie brengen op de markt. Daarna ging ik bij verschillende cafés aan de slag, waaronder Bolle Jan. Een tijdje had ik een eigen koffiehuis en ook heb ik een kroeg gehad, maar ik gaf meer uit dan er binnen kwam. Eigen baas zijn is niets voor mij. Nu kan ik om zes uur naar huis. Tijd voor mezelf. Ik ben gezond en vecht nog elke week mijn vent het huis uit. Zit ie weer op de caravan."

"En ik sta nog drie dagen per week achter de bar. Je moet het zelf een beetje leuk maken, er een beetje een showtje van maken. Soms roep ik 'Pauze!' en dan leg ik mijn voeten zo in de spoelbak. Dan liggen ze dubbel hier. Drinkt iemand te langzaam, dan help ik een beetje, drink ik zijn glas leeg, en zeg: tijd voor een nieuwe? Dat kan alleen bij bepaalde klanten hoor."

"Ik heb er ook weleens eentje zien doodvallen in mijn vorige kroeg. Zo van zijn kruk af. Die legde ik dan buiten op straat, want als ze die binnen vinden, sluiten ze je tent."

"Hoe lang ik nog achter de bar blijf staan? Van mijn baas mag ik tot mijn tachtigste blijven staan. Misschien blijf ik nog tien jaar langer, gewoon om de klanten te treiteren."

Als barvrouw moet je een grote bek hebben. Af en toe lekker schelden
Diny PaepzholdBeeld Niels Blekemolen

Mohamed Qara (74), uitbater van Café 't Stoplicht, Witte de Withstraat 153

Met zijn 74 jaar staat hij nog elke dag klaar voor zijn stamgasten, al 40 jaar als barman. Als hij dan toch moe is, schuift hij aan voor een spelletje. "Ik heb altijd hard gewerkt. Op mijn achttiende was ik mijnwerker in Frankrijk, maar dat was te gevaarlijk. Ik vertrok naar Nederland, waar ik een baantje vond als leerling-kok bij hotel De Koopermoolen. Ik werkte me op tot chef-kok en eindigde als bedrijfsleider."

"In de pauze stond ik buiten vaak een sigaartje te roken. Aan de overkant zat een atelier. Een van de dames, Sien, liep weleens langs. Met haar maakte ik vaak een dolletje. Ze is nu al 55 jaar mijn vrouw."

"Mijn zoon Michel is bijna vijftig. Hij neemt de dienst in de avond over. Mijn kleindochter Rachell is zestien en helpt weleens op zondag als er voetbal is."

"Ik sta zeven dagen per week in de kroeg, want sommige klanten komen nou eenmaal elke dag. Alleen op eerste kerstdag zijn we dicht, en als we een weekendje weg zijn naar Valkenburg."

"De grote tafel is elke dag gereserveerd voor de vaste klanten die komen kaarten. De jongelui staan liever. Ik heb de tapijtkleedjes van de statafels gehaald, omdat ze dat ouderwets vinden."

"Dit zal altijd een buurtcafé blijven, inclusief Hollandse avond en biljart. Het is jammer dat het biljart verdwijnt in de stad. Yuppen en studenten willen andere dingen."

"Ik ben beleefd tegen iedereen. Als barman moet je toch een beetje service bieden. Ik heb nooit problemen in de kroeg. Als iemand lazarus is, schenk ik geen druppel. Misschien een kopje koffie. Doet iemand vervelend, dan bied ik een gratis afzakkertje, op voorwaarde dat hij daarna direct naar huis gaat om te slapen. Dat werkt altijd."

"Ik kan het nog prima aan, al zijn de benen tegenwoordig sneller moe. Dan schuif ik gewoon aan bij de stamgasten; een kaartje leggen of een knobbeltje gooien. Voorlopig tap ik nog wel even door. Desnoods achter een rollator."

Doet iemand vervelend, dan bied ik een gratis afzakkertje, op voorwaarde dat hij daarna direct naar huis gaat om te slapen. Dat werkt altijd
Mohamed QaraBeeld Niels Blekemolen

John Elfers (76), kastelein van Café 't Mannetje, Tweede Marnixplantsoen 1

Johannes Albertus Antonius Elfers (76) is sinds vijftig jaar barman, waarvan de helft in zijn eigen bruine Café 't Mannetje, vernoemd naar het anoniem geplaatste standbeeld
De blauwe vioolspeler op het plantsoen voor de deur.

"Ik vertel graag moppen, over schoonmoeders ken ik er wel een paar. Gelukkig woont die van mij in Tokio. Na het overlijden van mijn vorige vrouw in 2007, kreeg ik verkering met een Japanse dame van de overkant, Rika Tenaka. Ze woont nu met mij boven de kroeg."

"Ik noem haar Rika Telaata, omdat ze altijd te laat komt als ze me 's avonds aflost. Ze is 33 jaar jonger, dus kan het goed vinden met de jongere klanten. Soms iets te goed. Vervelende klanten hoef je niet vriendelijk te behandelen, wat mij betreft."

"Vroeger was dit een criminelencafé. De vorige eigenaar lag anderhalf jaar in het IJmeer in een plastic zak voordat ze hem vonden. Ik dacht: dat gaat mij niet overkomen. Ik veranderde de naam, maar ook de muziek."

"Als die jongens binnenkwamen, riepen ze: 'Zet Hazes op!' Natuurlijk wilde ik dat, maar om ze weg te jagen, zette ik jazz op. Ze kwamen nooit meer terug. Een andere truc is om mensen na elk drankje te laten afrekenen. Dan zijn ze ook zo vertrokken."

"Ik ben geen kastelein die met Jan en alleman mee lult. De klant is koning, maar ik ben keizer. Volgens een stamgast behoor ik tot de top drie meest chagrijnige barmannen van Amsterdam. Lacroix staat op één. Mijn zus - ik heb er vijf - vindt dat wel meevallen."

"We komen uit een katholiek nest. Zelf heb ik twee dochters. De ene is van mijn vorige vrouw en van de ander weet ik pas sinds drie jaar dat ze bestaat. Gelukkig reageerde mijn andere dochter goed toen ze het hoorde. 'Dat verbaast me niets,' zei ze. 'Dan zullen er vast nog meer volgen.'"

"Tja, ze zeggen dat ik op mijn vader lijk. Hij stond op zijn 86ste nog achter de bar en zat nog achter de vrouwen aan. Ook ik tap door tot ik de pijp uitga."

Ik ben geen kastelein die met Jan en alleman mee lult. De klant is koning, maar ik ben keizer
Rika Tenaka en John ElfersBeeld Niels Blekemolen

Gerda Linnemann (77), barvrouw bij Café De Poort, Haarlemmerdijk 44

"Schat? Wil je port? Van mij hoef je niet op rantsoen hoor." Gerda Linnemann serveert al 59 jaar met schwung in de Haarlemmerbuurt. "Ik schenk uit de losse hand, nooit met een maatje. Sommige mensen gun ik een tikkie extra."

"In de hongerwinter verkocht mijn zus Annie haar bontjas om te kunnen overleven. Anders hadden we het niet gered. Mijn vader zat in een werkkamp met Manke Nelis. Ze zijn samen ontsnapt met een brandweer­wagen."

"Toen mijn vader De Prinsessebar opende in 1957 op de Haarlemmerstraat trad Manke Nelis op. Hij stelde me voor aan een Italiaanse man, die bij zijn moeder in de kost was. Al snel waren we verliefd, verloofd en getrouwd, aan de overkant in de Posthoornkerk."

"Maar ik was een beetje van de stiekeme verkering. Toen moest ik boven de kroeg gaan wonen, zodat ze me in de gaten konden houden. We zijn alweer eeuwen uit elkaar. Maar zijn naambordje hangt nog naast mijn deur. Ik krijg het er niet vanaf. Is niet erg, hij blijft een lieverd."

"Ik ben een gezelligheidsdier. Op mijn tiende kwam ik dagelijks in het café om mijn vader te zeggen dat het eten klaar was. Dan kwam hij meteen. Ik was zijn oogappeltje."

"Op mijn achttiende begon ik achter de bar. Schoonmaken in de cafés deed ik ook wel, ik beschouwde het als aerobics. Toen ik eind jaren zeventig verkering kreeg met de baas van een computerleasingbedrijf, hoefde ik een tijd niet te werken. Geld had hij genoeg. We zaten veel in Bahrein. Het liep in de soep. Hij verloor zijn geld en kreeg een ander. Koekje van eigen deeg, zeg maar."

"Mijn zus Annie is overleden en De Prinsessebar is al veertien jaar dicht. Sindsdien sta ik achter de bar van café De Poort. Ik vind het heerlijk achter de bar, want ik ben al zeventien jaar alleen en zo verdien ik een centje bij. "

"Mijn kinderen zijn in de vijftig, maar ze komen nooit in de kroeg. Ze drinken niet en ze roken niet, maar dat vind ik helemaal niet erg. Mijn kleinzoons leren het wel. Het slaat een generatie over."

Ik schenk uit de losse hand, nooit met een maatje. Sommige mensen gun ik een tikkie extra
Gerda LinnemannBeeld Niels Blekemolen