Direct naar artikelinhoud

Het hele gezin aan de vega: hoe bevalt dat?

Dat is toch niets voor gezinnen met kinderen in de groei, denkt journalist Machteld van Hulten als haar vriend voorstelt voortaan veganistisch te eten. Inmiddels doen ze het een jaar. Haar zoon: 'Ik wil gewoon hamburgers, worsten en tosti's.'

Het hele gezin aan de vega: hoe bevalt dat?
Beeld Rein Janssen

"Is het echt of nep?" Dat is de eerste vraag die de kinderen stellen zodra het avondeten wordt opgeschept. In negen van de tien gevallen is het antwoord: B. En dat levert dan ook meteen, nog voor de eerste hap naar binnen gaat, een hoop discussie op. Want zoon en dochter hebben precies tegenovergestelde ideeën over wat lekker is en wat vies.

Zoon (10) gruwelt per definitie van alles wat nep is, al kan hij de vegaballen blijkbaar nog steeds niet van de echte onderscheiden. Terwijl dochter (7) niet houdt van echt vlees. Als klein kind hield ze al niet van de smaak of de structuur van vlees.

En vanaf het moment dat ze begon te begrijpen dat kip, zoals in de rijst, echt 'een kip' was, zoals op de kinderboerderij, hoefde ze die niet meer. Dieren eten vindt ze, zoals zoveel kinderen, eng en zielig. Al blijft het begrip 'vlees' soms nog lastig, zo merkte ik onlangs toen ze me vroeg: "Mam, boterhamworst is ook nep, toch?"

Plantaardiger dieet
Onze dochter noemt zichzelf veganist - een moeilijk woord waarmee ze veel aandacht oogst bij vriendinnetjes en hun ouders. Niet dat ze dat echt is, want naast boterhamworst eet ze ook heel graag scrambled eggs. Maar daar staat tegenover dat ze veganistische kaas eet in plaats van echte.

Het is allemaal het gevolg van een experiment dat we nu een jaar geleden zijn begonnen om met het hele gezin veganistisch te worden. Het idee kwam van mijn vriend. Tijdens het avondeten opperde hij voorzichtig of het niet iets voor ons was om over te stappen naar een plantaardiger dieet. Vanwege het milieu, C02-uitstoot, aversie tegen de dieronvriendelijke bio-industrie maar ook uit gezondheidsoverwegingen.

Hij had de laatste tijd een aantal artikelen gelezen en documentaires gezien, waaronder Forks Over Knives, waaruit bleek dat plantaardig voedsel veel gezonder was voor de mens dan dierlijk voedsel.

Er waren wetenschappers die bewezen achten dat dierlijk voedsel de kans op ziektes als diabetes en hart- en vaatziektes verhoogt. En dat, zo stelde hij, mensen helemaal geen zuivel nodig hebben. Je kunt net zo veel eiwitten halen uit groenten. "Wist je bijvoorbeeld waarom koeienvlees zo eiwitrijk is? Nou? Omdat ze dus gras eten, precies: plantaardig voedsel!"­

Anorectische millennials
Nee, dat wist ik allemaal niet, en ik wist ook niet wat ik ervan moest denken. Een ding wist ik wel: veganistisch eten, dat was niks voor ons. Vegetarisch was nog tot daar aan toe, flexitarisch oké, biologisch tuurlijk. Maar veganistisch? Je kon ook te ver gaan.

We aten al minder vlees, want bewerkt vlees was sinds twee jaar officieel kankerverwekkend verklaard door de World Health Organization. We aten ook al minder brood sinds we wisten dat koolhydraten gewoon een ander woord was voor suikers. De kinderen sap meegeven in de pauze mocht ook al niet meer. Dat moest water zijn. En nu mocht ik zeker ook geen latte of cappuccino meer? Ja, doei.

Veganisme, dat associeerde ik met van die anorectische millennials, fitgirls met een sixpack. Niet weggelegd voor gewone gezinnen met kinderen in de groei. Die hadden toch kaas, eieren en melk nodig voor hun botten en spieren?

Mijn vriend besloot het te laten rusten. Al veranderden er de weken daarop haast ongemerkt toch kleine dingen in de keuken. Roomboter werd margarine, die weer werd vervangen door Alpro plantaardige margarine. In de koelkast verschenen naast de melk ook pakken amandelmelk en sojamelk. En het receptenboek Forks Over Knives werd thuisbezorgd.

Onbewust begon ik aan het idee te wennen. In de supermarkt had ik last van een groeiend schuldgevoel. Ik gooide nog altijd een stuk of zes pakken ongezond bewerkt vlees in de boodschappenkar - hamburgers, rookworst, spek, salami. Als we dit week in week uit bleven doen, ging de wereld kapot.

Cappuccino met soja
De doorslag kwam op 1 januari - het zal de datum zijn geweest - door de Amerikaanse Netflixdocumentaire What the Health. Hoewel ik lang niet alles geloofde en me ergerde aan de toon, gaf die net dat ene zetje. Ik was er nu wel van overtuigd geraakt dat we zuivel niet nodig hebben.

Je hoefde alleen maar naar de hele Aziatische bevolking te kijken om te beseffen dat het waar was. Wij waren als kaaskoppen nu eenmaal opgegroeid met slogans als 'Melk de witte motor' en 'Melk is goed voor elk'. En het feit dat we zo veel melk dronken, leek me steeds meer het resultaat van een geslaagd marketingverhaal.

Na afloop van de documentaire maakte ik mijn eerste cappuccino met soja. Lekker was een groot woord. Maar het was te doen. Tegen mijn vriend zei ik: "Laten we het gewoon proberen."

De eerste weken werden een waar avontuur, er ging een wereld voor ons open. In de supermarkten ontdekten we schappen die we nog nooit hadden gezien. In eerste instantie was alles gericht op vervanging. Eigenlijk veranderden onze eetgewoontes niet wezenlijk. Voor het meeste bleek gewoon een alternatief voorhanden. Boter werd olie. Melk werd soja-, amandel- en havermelk. Vegan crème fraîche bestond ook. Yoghurt werd nepyoghurt op basis van soja.

Licht medelijden
Voor de kinderen maakten we er iets ludieks van. Alles mocht en niks hoefde, was onze insteek. Elke dag kwamen we met tientallen nieuwe producten thuis die we gingen proeven en keuren. We leerden van het bestaan van veganistische kaas, vegan ijs en het gehele assortiment aan 'nep' werd uitgekamd: nepballen, nepburgers, nepspek.

Sommige dingen waren lekker. Maar veel was ook gewoon vies en verdween zonder pardon in de vuilnisbak. Sommige tradities veranderden we bewust niet. Een kroketje op woensdagmiddag bleef gewoon een kroketje op woensdagmiddag. Tot zover geen klachten.

Al na een paar dagen voelden we ons beter: fitter, frisser en lichter
Het hele gezin aan de vega: hoe bevalt dat?
Beeld Rein Janssen

Er kwamen, met name voor de kinderen, veel nieuwe smaken bij: allerlei soorten hummus - met tomaat, met pesto, met biet -, groentepasta's als baba ganoush en paprikaspread, veganistische filet american, avocado, rauwkost. Na een week hadden we een aardig nieuw rijtje hartig beleg voor op brood dat de kinderen er wel mee door vonden kunnen. Dit ging goed: ontbijt en lunch waren gecovered.

Al na een paar dagen voelden we ons beter: fitter, frisser en lichter. Ik was minder moe, het lijf voelde rustiger en tegelijk energieker. Op den duur werd mijn huid mooier, gladder. Ook opmerkelijk: onze lijven produceerden aanmerkelijk minder afval. Alles wat erin ging, ging op een of andere manier op.

Verlangens naar vlees, kaas of melk bleven verrassend genoeg uit. En ook het gevoel dat we niks meer mochten, zoals mensen vaak met licht medelijden vroegen, hadden we niet. Integendeel. We aten lekkerder en gevarieerder dan daarvoor. Eten kopen en koken kon niet meer op de automatische piloot. Je moest er weer je best voor doen, meer aandacht en creativiteit in stoppen en dat gaf in alle opzichten een voldaan gevoel.

Honger of buikpijn
Lastig werd het alleen op het moment dat we uit eten gingen, of werden uitgenodigd bij vrienden. We hadden ons voornemen om niet moeilijk te doen - daar hadden we zelf een hekel aan - en bij anderen gewoon te eten wat de pot schafte. Maar dat bleek niet haalbaar.

In de praktijk betekende het dat we of met honger of met buikpijn naar huis gingen. Vlees dat we uit beleefdheid meeprikten, wilde maar niet zakken, en van goedbedoelde vegetarische gerechten met al te veel kaas werden we ronduit misselijk. Hoe het mogelijk was dat je lichaam dat zo snel ontwende, begrepen we ook niet. Maar het maakte de hele transitie voor ons alleen maar makkelijker.

Het enige waar we niet aan konden wennen waren de discussies die we ongewild steeds over ons afriepen. In het begin begonnen we er vaak uit onszelf over. Maar dat leerden we snel af. Ons enthousiasme werd door de meesten niet gedeeld. Veganisme bleek een standaardrecept voor moeilijke gesprekken.

Voor de een ging het veel te ver, want ongezond en onverantwoord met kinderen, te vergelijken met de raw-foodmoeder. Voor de ander waren we weer 'niet consequent' genoeg omdat we wel leren schoenen droegen. En altijd waren er waarschuwingen en dreigende risico's voor de kinderen: gebrek aan eiwitten en/of ijzer en vitamine B12. Het was onbegonnen werk om elkaar te overtuigen.

Lange tanden
Intussen ontstonden ook aan onze eigen tafel de eerste discussies. Overdag ging het nog wel met de kinderen - de hoeveelheden wortelen, rode paprika's, komkommers die ze als tussendoortjes wegsnaaiden, waren niet aan te slepen, evenals de kilo's fruit - maar met name 's avonds werd het steeds lastiger voor ze.

In eerste instantie maakten we alle gerechten waar ze vroeger van smulden in de vegan variant - andijviestamppot met nepspek, macaroni met kaas en vegan kaas, curry met nepkip - maar naarmate ze meer vleesvervangers aten, werden hun tanden langer. En de nieuwe gerechten met linzen, bonen en kikkererwten, tofu en tempeh, waar wij ouders onze vingers bij aflikten, lieten zij voor de helft staan. Ze aten minder en met minder plezier. Geen goed teken.

In het begin schonken we er nog niet te veel aandacht aan. Verandering was altijd moeilijk, hielden we onszelf voor. Wie weet trok het bij. Opgeven kon altijd nog. Maar na een maand of drie begonnen de klachten serieuzer te klinken. Met name zoon had zijn buik vol van al dat geëxperimenteer. "Waarom moeten we dit allemaal zo nodig doen?" jammerde hij op een dag, terwijl er een traan over zijn wang biggelde. "Ik wil gewoon hamburgers, worsten, tosti's ham en kaas."

Groeiend aanbod
We besloten de touwtjes voor de kinderen wat te laten vieren. Immers, alles mocht en niks hoefde, en het moest wel leuk blijven. Het bleek in alle opzichten een goede zet. Zoon had nog geen hap van zijn eerste runderworst sinds maanden gegeten, of hij zei: "Vanaf nu ben ik gewoon een flexivegan."

Ondanks de soms moeilijke momenten, hielden wij ouders stug vol. Ook al waren we tijdens de vakantie in Oostenrijk - het land van Käse en Bratwurst - af en toe wel erg snel uitgetafeld vanwege de afwezigheid van vegetarische laat staan veganistische gerechten. Bij gebrek aan sojamelk moesten we het zelfs twee weken zonder koffie stellen - op vakantie! Van ellende leerde ik mezelf espresso drinken.

'Waarom moeten we dit allemaal zo nodig doen?' jammerde zoon
Het hele gezin aan de vega: hoe bevalt dat?
Beeld Rein Janssen

Gelukkig werd ons leven als veggies in het najaar weer een stuk makkelijker. We zagen het aanbod in de supermarkten zienderogen groeien, zowel in de breedte als in de diepte. Het aanbod aan kant-en-klaarmaaltijden werd groter en ook lekkerder - de verse vegan pizza's. Met als voorlopig hoogtepunt van het stamppotten­seizoen: de vegetarische rookworst van Unox.

Momenten van zwakte
Inmiddels zijn we een jaar op de vegan tour en slaat de balans ondanks de kleine 'ontberingen' uit naar het positieve. We zijn overwegend veganistisch, al zijn we ook praktisch en soms lui, we hebben geen zin om bij alles op het etiket te kijken en we hebben allemaal onze momenten van zwakte: roombotercroissants of vers gebakken appeltaart zijn ook gewoon te lekker.

We voelen ons nog steeds goed, lichamelijk fit, licht en energiek. Het vermeende gebrek aan eiwitten en of ijzer en vitamine B12 hebben we niet. En ook het schuldgevoel in de supermarkt is minder. Op feestjes uitleggen waarom ik geen bitterballen en kaassoufflés eet, doe ik niet meer. Geen zin in de discussie. Maar dingen tegen mijn zin eten - om niemand tot last te zijn - doe ik ook niet meer.

Twintig jaar geleden konden we ons ook niet voorstellen dat we niet meer in cafés en clubs zouden roken, tien jaar geleden keken we glazig als mensen zeiden dat suiker gif was. En op dat punt zitten we nu met die hele vegan hype, is mijn gevoel.

Overal schieten de vegan restaurants als paddenstoelen uit de grond; ook in reguliere restaurants staan steeds meer vegan opties op de kaart. Dat zelfs klassieke vleesmerken zich op de nieuwe markt storten, is voor ons het ultieme teken dat het tij aan het keren is. Leverworstenmaker Kips - sinds 1910 - lanceerde een vegan leverworst.

Fabrikant Zwanenberg Food Group, die de Kips leverworst en de rookworst voor Unox ontwikkelde, denkt op termijn de helft van de omzet te generen uit veggie varianten. Dat die worst nauwelijks van echte is te onderscheiden, bewees de poes vorige week toen hij het folie stiekem onder tafel aflikte.

Onlangs las ik het artikel Deconstructing the Vegan Diet, waarin Pim Korsten van de Amsterdamse denktank FreedomLab veganisme koppelt aan grotere maatschappelijke thema's, zoals de groeiende hang van mensen naar 'betekenisvolle vormen van consumptie'.

Betekenisgeving
Aan de telefoon legt hij uit: "De discussie rond consuminderen laat zien dat consumptie steeds meer wordt gekoppeld aan moraliteit. In plaats van een neutrale act zoals vroeger is consumeren nu meer moreel beladen, en dat geldt ook voor onze voedselconsumptie. We zijn ons steeds bewuster van duurzaamheid, fair trade. Mensen hebben in toenemende mate behoefte aan betekenisgeving in het leven.

Met het wegvallen van religie en politieke betrokkenheid, zoeken mensen die nu in dagelijkse kleine praktijken, in hun werk maar ook in zoiets als eten. De vegan hype mag er dan uitzien als een hip, tijdelijk modeverschijnsel, maar hij komt voort uit veel fundamentelere thema's uit onze tijd. Veganisme is wat dat betreft een heel gelaagd verhaal over gezondheid, duurzaamheid, dierenwelzijn, bio-industrie en de voedselcrisis."

En ja, de kinderen. Voor hen houden we nog steeds hetzelfde motto aan: niets moet, alles mag. Een dochter die zichzelf veganist noemt en af en toe boterhamworst eet, rekenen we goed. Evenals een zoon, die vaker nep dan echt vlees eet en desondanks van de daken schreeuwt dat hij 'geen flexivegan of flexitariër meer is, maar een rasechte vleeseter'.

Mensen hebben in toenemende mate behoefte aan betekenisgeving in het leven