Direct naar artikelinhoud
Column

Wat doe ik nou bij de gipskamer?

Roos SchlikkerBeeld Oof Verschuren

"Jij kunt prima inademen, maar niet zo goed uit," vertelde een arts me ooit toen ik voor de zoveelste keer een halve longontsteking had. "Weleens aan astma gedacht?"

Nou nee. Ik ben niet zo'n artsenbezoeker. Een goed humeur, een hand antigrippine en een potje lekker Amsterdams mopperen vind ik doorgaans uitstekende remedies. Daar dacht dokter Long anders over, sindsdien leef ik braaf op puffertjes. De rest van de tijd negeer ik de kwaal.

Vandaag moet ik echter naar een check-up. Het zijn van die testjes die ik lang uitstel. Te druk, geen zin, ziekenhuizen zijn stom; de smoezenmachine draait net zo lang tot ik het zelf kinderachtig ga vinden.

Dus slof ik nu langs het rookhok bij de hospitaal­ingang, hét bewijs dat de mens ofwel onverbeterlijk optimistisch dan wel kneiterhoogmoedig is. Twee trappen op, gangetje door, rechts. Als ik opkijk, staar ik in het gezicht van een bemutste hipster met gebroken been. Wat doe ik nou bij de gipskamer?

Het ziekenhuis blijkt te zijn heringericht. Na flink zoeken op een informatiezuil zie ik dat ik Route 25 moet volgen. Aan het einde van de gang loopt die naar links. Weer een gang. Eindelijk een nieuw bordje. Linksaf. Trap op. Ik draaf naar boven. Bij de deur, pijltje links. En dan weer een bordje. Trap af. Snel, snel, haast, haast.

En dan: sta ik weer bij de eerste informatiezuil. "Help," grom ik tegen de baliemedewerkster, die uitlegt dat ik Route 15 kan nemen, af dien te slaan naar Route 31 en na twee hoeken Route 7 moet pakken. 

Ik wil roepen dat routes in ziekenhuizen infantiel zijn, dat er niets mis is met etages, dat ik gestoord word van de eeuwige herinrichtingsdrift in dit land, dat één keer goed inrichten voldoende zou moeten zijn, dat... 

Dan staat ze voor me. Een lichtroze pyjama over huid zo dun als ouwel, ze is minstens tachtig, haar ogen tranen achter grote Annie M.G. Schmidtglazen.

"Hallo... weet u wanneer ik naar huis mag?" 

"Eeeeh, ik werk hier niet," antwoord ik. 

"Maar weet u wanneer het mag? Ik ben hier al zo lang. Weet u het? Wanneer mag ik gaan?"

Een verpleegkundige komt kordaat aangesneld. "Mevrouw De Jong? U kunt niet zomaar weglopen."

"Maar wanneer mag ik dan naar huis, Debbie?"

Debbie pakt haar vast. "Kom, u heeft een delier. U moet echt nog een tijd blijven." Samen schuifelen ze de afdeling klinische geriatrie op. Sta ik dan met mijn gemopper. Schaamtevol pulk ik aan mijn bovenlip. 

Een uurtje later ben ik buiten. Ik adem met een stevige zucht zo veel lucht uit als ik kan. Ziekenhuizen zijn stom. Maar ik mag tenminste weer weg. Ik kijk naar boven. Ergens achter glas zit mevrouw De Jong. Onder het oog van de rookbrigade steek ik mijn hand op en zwaai.

Ziekenhuizen zijn stom. Maar ik mag tenminste weer weg.

Roos Schlikker (1975) is journalist en schrijfster van boeken en toneelstukken. Elke zaterdag schrijft ze een column voor Het Parool.