Direct naar artikelinhoud

Expats van de Gouden Eeuw: Amsterdam was altijd al migrantenstad

Techstad Amsterdam barst uit zijn voegen. Deel 4 van een serie: zijn de programmeurs van nu de zeelieden, beeldhouwers en bakkers uit het verleden?

Expats van de Gouden Eeuw: Amsterdam was altijd al migrantenstad
Beeld Yoko Heiligers

Groots moest het worden. Opvallend. Het nieuwe hoofdkantoor moest het succes en de ambitie van de stad Amsterdam weergeven. Dus wilden de protestanten, die normaal gesproken niet graag te koop liepen met hun rijkdom, nu een keer goed uitpakken. Daarom werd zelfs in het buitenland geheadhunt: beeldhouwer Artus Quellinus werd uit Antwerpen gehaald om de sculpturale aankleding van het nieuwe stadhuis op de Dam te verzorgen.

Na eerder in Rome gewerkt te hebben, verhuisde Quellinus in 1648 tijdelijk naar Amsterdam, met een woning op de Keizersgracht, die onderdeel uitmaakte van zijn ongetwijfeld lucratieve expat package.

Want dat is hoe we Artus Quellinus nu, 370 jaar later, misschien zouden noemen: een expat.

Amsterdam is altijd al een migrantenstad geweest. In de Gouden Eeuw verdriedubbelde de bevolking van de stad, en dat kwam allemaal door de instroom van buiten. "Dat kon ook niet anders," zegt Kees Zandvliet, conservator bij het Amsterdam Museum. "Er gingen destijds meer mensen dood dan er geboren werden. Zonder immigratie zou de stad zijn uitgestorven."

In de 17de eeuw kwamen de start-ups al snel in de scale-upfase. Vacatures stonden eigenlijk continu open: de behoefte aan nieuwe werknemers was groot. De tolerante houding van Amsterdam ten opzichte van migranten was dan ook deels vrij pragmatisch: ze waren hard nodig om van Amsterdam de handelshub van Noord-Europa te maken.

Zeelieden uit Scandinavië
Waar Amsterdamse techbedrijven nu wereldwijd programmeurs en designers sourcen om hier te werken, werd het 17de-eeuwse tekort aan zeelieden opgevuld met Scandinaviërs.

In de loop van de geschiedenis kwamen uit heel Europa straatarme mensen om hier veelal laagbetaald en zwaar werk te verrichten, maar migranten hadden niet per definitie een minderheidspositie.

Migranten kwamen ook terecht in goed betaalde beroepen met een ambachtelijk karakter, zoals bakkers, smeden, metselaars, kleer- en schoenmakers. Vaak bleven die mensen hangen en vonden ze een vaste positie in de Amsterdamse samenleving: zo werd tot aan de 19de eeuw het bakkersvak in Amsterdam vrijwel uitsluitend door Duitsers beoefend.

Van die groepen die zich hier al snel definitief vestigden, weten we veel. Van de mensen die kwamen en gingen - de kooplieden, de marskramers, seizoenarbeiders, zeelieden en soldaten - weten we veel minder, omdat ze in de archieven weinig sporen hebben achtergelaten.

Zandvliet: "Neem de Armeense koopman uit Istanboel die naar Amsterdam kwam om zijn handelsnetwerk uit te breiden. Of de stokvishandelaar uit Bergen die zijn zoon naar Amsterdam stuurde om een nieuwe afzetmarkt te creëren. Over dat soort expats uit de vroegmoderne tijd is relatief weinig bekend."

Geschiedkundige anonimiteit
Die individuen uit de geschiedenis zijn misschien het best te vergelijken met wie we tegenwoordig als expat beschouwen. Ze waren bevoorrecht genoeg om te kunnen reizen. Gedreven door ambitie en carrière kwamen ze hier naartoe, zonder het voornemen hier voorgoed te verblijven.

Echt wortelen in de samenleving deden ze niet. Ze verdwenen alleen niet in de geschiedkundige anonimiteit als ze heel succesvol werden. Zoals Artus Quellinus, met zijn werk voor wat nu het paleis op de Dam is.

En daar trekt Zandvliet graag een vergelijking met de huidige instroom van migranten, waarbij de meeste aandacht nog steeds naar de grote groepen gaat. "Voor de kleine groepen en tijdelijke migrant is geen vanzelfsprekende belangstelling. Wat weten we eigenlijk echt van de Japanners en Indiërs in Amstelveen? "

Voor de kleine groepen en tijdelijke migrant is geen vanzelfsprekende belangstelling

Terwijl deze mensen wel grote invloed hebben op de stad en soms ook hulp nodig hebben, zegt historicus Aniek Smit, die deze week aan de Universiteit Leiden promoveerde op een onderzoek naar de verhouding tussen de expat en de stad. Ze waarschuwt dat stedelijke overheden niet een te generalistisch beeld van de expat moeten hebben.

"In de jaren vijftig was een expat nog iemand die echt werd uitgezonden, door de overheid of het bedrijf waar hij zijn hele leven voor werkte. Dat verschoof in de jaren zeventig. Sindsdien is de expat veel meer een jobhopper, die zelf kiest waar hij wil werken."

"De groep is divers en gevarieerd. En hoewel ze een goede baan hebben, lost hun werkgever niet alles voor ze op. Steden proberen graag expats binnen te halen omdat ze denken dat het ze economische voordelen biedt, maar ze moeten zich ervan bewust zijn dat de markt niet alles regelt."

Net zoals andere immigranten, bestaat bij de expat ook het risico dat hij geïsoleerd raakt. Vanwege het tijdelijke karakter van het verblijf is het bijvoorbeeld moeilijk integreren. En dat is ook van alle tijden.

Impressies van Amsterdam
Neem de Griekse koopman Ioannis Pringos, die in 1755 naar Amsterdam kwam. Van zijn bestaan weten we doordat hij zijn impressies over de stad opschreef in een boek. Daarin schetst hij hoe afhankelijk Amsterdam is van het buitenland, maar laat hij ook zien dat hij maar moeilijk in de stad kan aarden.

"Wel hebben wij schepen, voor de bouw waarvan wij het hout overigens ook van elders moeten invoeren, en die zenden wij erop uit om alles wat ons ontbreekt aan te voeren, want het ontbreekt ons aan alles, aangezien Nederland niets voortbrengt dan wat kaas van inferieure kwaliteit, en dat slechts ten koste van veel inspanningen, investeringen en toewijding, kortom: wij zijn zeer beklagenswaardig en leiden een leven vol gezwoeg."

Amsterdam trekt veel buitenlandse werk­nemers, maar wie zijn het, wat doen ze en wat zijn de gevolgen voor de stad? Volgende week zaterdag deel 5: 'Amsterdam kan niet zonder kenniswerkers.'

Lees ook:
Deel 1: Techbedrijven in de verdrukking in Amsterdam
Deel 2: Expats in Amsterdam: 'Je zult je hier never, ever thuis voelen'
Deel 3: 'Amsterdam moet oppassen dat het imago bij bedrijven niet verliest'

Het ontbreekt ons aan alles, daar Nederland niets voortbrengt dan wat kaas van inferieure kwaliteit