Direct naar artikelinhoud

'Het begrip nationale identiteit suggereert: zo is het. Maar zo is het dus niet'

De zoektocht naar de nationale identiteit gaat doorgaans samen met vreemde overheersing, zegt historicus Niek van Sas. Na Spanje, Frankrijk, Engeland en Duitsland versterkt nu Europa het wij-gevoel.

In de 17de eeuw waren we dol op zeehelden als Michiel de Ruyter, die onder meer zegevierde in de slag bij Ter Heijde. (Schilderij van Jan Abrahamsz., circa 1660.)Beeld .

Het is de makke van de klimmende leeftijd, zegt emeritus hoogleraar Niek van Sas, dat steeds meer gebeurtenissen vertrouwd voorkomen. Zoals de discussie over de nationale identiteit die momenteel weer in volle hevigheid woedt.

Van Sas: "Ik heb toch maar mijn oude laptop tevoorschijn gehaald om te zien wat ik daar eerder over heb geschreven. Ik heb nog een opiniërend artikel gevonden van twintig jaar terug. Daar hoeft vrijwel niets aan te worden veranderd. Het is nog steeds actueel. Teleurstellend vind ik dat toch wel. Het debat komt zo'n beetje eens in de tien jaar voorbij en het lijkt alsof we elke keer weer helemaal opnieuw beginnen. We komen niet echt verder."

Van Sas (67) is ruim twintig jaar hoogleraar geschiedenis geweest aan de Universiteit van Amsterdam en hij geldt als specialist op het terrein van de vorming van de Nederlandse natiestaat en het fundament daaronder: de nationale identiteit.

Dat laatste is een bijzonder complex fenomeen, legt hij uit, en is voortdurend aan verandering onderhevig.

"Het begrip nationale identiteit suggereert: zo is het. Maar zo is het dus niet. Er zitten allerlei tegenstrijdigheden in, al is het maar omdat de ene Nederlander zich ook Fries voelt en de andere Limburger. De een is voor Ajax, de ander voor Feyenoord. Bovendien zijn de Nederlanders van nu heel anders dan de Nederlanders van vijftig jaar geleden, laat staan van tweehonderd jaar terug."

Opstand tegen Spanjaarden
In de late achttiende eeuw is voor het eerst serieus werk gemaakt van de nationale identiteit.

Van Sas: "Dat wij-gevoel is al enigszins ontstaan tijdens de Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden, maar krijgt een nieuwe impuls tegen het einde van de achttiende eeuw."

"Aanvankelijk is dat vooral een culturele beweging. Onder invloed van de verlichting ontstaan genootschappen en gezelschappen die zich met van alles en nog wat bezighouden. Er verschijnen romans en tijdschriften in het Nederlands. Dat gebeurt nota bene allemaal in een periode die toen als een periode van verval wordt beschouwd. Dat klopt ook wel een beetje, maar de cultuur maakt juist een bloeiperiode door."

Tussen 1781 en 1787, in de zogeheten patriottentijd, krijgt de zoektocht naar het nationale karakter ook een politieke dimensie. Drijfveer is heimwee naar de Gouden Eeuw, als Nederland heel even het machtigste land ter wereld is.

"Daar kijken ze in de late achttiende eeuw jaloers op terug," vertelt Van Sas. "Engeland en Frankrijk zijn de nieuwe grootmachten. Economisch gaat het helemaal niet zo slecht met ons land. Amsterdam is nog steeds de financiële metropool van de wereld, een beetje vergelijkbaar met Londen nu. Engeland is ook geen wereldmacht meer, maar in de financiële wereld speelt Londen nog steeds een belangrijke rol."

De patriotten dromen van grootsheid en roepen daarbij de hulp in van de oude helden uit de Gouden Eeuw.

"De vaderlandse helden worden afgestoft. Men is tamelijk bewust op zoek gegaan naar wie wel een plek moest krijgen in de canon en wie niet. De zeehelden zijn veruit favoriet. Nederland heeft zijn grootste roem op zee verworven. En veel zeehelden zijn opgeklommen uit het gewone volk, met Michiel de Ruyter als exponent. Dat spreekt ook zeer tot de verbeelding. De culturele helden hobbelen daar een beetje achteraan. Rembrandt bijvoorbeeld wordt pas een jaar of twintig later op een voetstuk gezet, maar is daar ook nooit meer afgekomen."

Medaille met twee kanten
De eregalerij van vaderlandse helden krijgt nog meer glans in de negentiende eeuw, de eeuw van groot nationaal enthousiasme in heel Europa.

"De landen zijn druk met natievorming en nationalisme speelt daar een grote rol in. Nederland doet daar hartstochtelijk aan mee. Dat uit zich ook in het afzetten tegen bepaalde buitenlanden. Nationalisme is natuurlijk een medaille met twee kanten. Met natievorming is niets mis, maar die kan ook doorschieten in een foute richting. Anders zijn wordt dan al snel uitgelegd als beter zijn. Daar ligt een kritische grens."

De Nederlanders van nu zijn heel anders dan de Nederlanders van vijftig jaar geleden, laat staan van tweehonderd jaar terug

Een rem op al te fanatieke vaderlandsliefde zijn wellicht de handelsbetrekkingen die Nederland met andere landen onderhoudt. Zo is er in Nederland veel verbale steun aan de Nederlandse migranten die in Zuid-Afrika tijdens de Boerenoorlog tegen de Engelsen vechten, maar zorgt Den Haag er intussen wel voor dat de relatie met Londen goed blijft. 

"De boeren worden gezien als oer-Nederlanders. Het zijn helden die ook nog eens een soort oer-Nederlands spreken. Onze geliefde zeventiende eeuw wordt teruggevonden in Zuid-Afrika. Maar Nederland kan zich geen ruzie permitteren met Engeland. Dat is een maritieme supermacht en die controleert de aanvoerlijnen naar de Oost, die voor Nederland van vitaal belang zijn geweest."

Strijd tussen goed en fout
Het nationalisme krijgt een knauw door de Tweede Wereldoorlog. Algemeen is dan het besef: nationalisme, daar komt alleen maar narigheid van. Van Sas: "Ook de belangstelling voor de Gouden Eeuw is na de oorlog stukken minder. De oorlog zelf wordt onze nieuwe nationale mythe over de strijd tussen goed en fout. Het duurt tot in de jaren zeventig voor er weer wat kritischer naar die geschiedenis kan worden gekeken." 

Hoewel in dezelfde periode het nationalisme in vakkringen wel dood wordt verklaard, is vijftig jaar later het debat over de nationale identiteit weer volop gaande, nu niet als reactie op Spaanse, Franse, Engelse of Duitse heerschappij, maar op de toenemende Europese invloed.

De emeritus hoogleraar volgt het actuele debat met een mengeling van verbazing en ergernis. "Er is zo weinig historisch besef," verzucht Van Sas. "De koloniale geschiedenis staat nu volop in de belangstelling, maar als je de discussie beluistert, lijkt het soms net alsof er geen Max ­Havelaar bestaat. Dat boek is toch ook al 150 jaar oud. We weten ontzettend veel over de goede en slechte kanten van onze koloniale geschiedenis. Er zijn ook in vorige eeuwen debatten gevoerd over de onwenselijkheid van slavernij. Het is nu niet voor het eerst dat dat gebeurt."

De historicus ziet bij het vergroten van het historisch besef een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs. Hij heeft geen bezwaar tegen het zingen van het Wilhelmus, zoals door het kabinet wordt voorgesteld, maar Van Sas pleit vooral voor een sterkere positie van het vak geschiedenis.

"De essentie van geschiedenis is gebeurtenissen in hun tijd zien. Dat gaat niet over vergoeilijken, dat gaat over begrijpen. Daar kunnen hedendaagse verbazing en verontwaardiging best bij komen kijken, maar de geschiedenis moet in de eerste plaats in eigen termen worden bekeken. Het verleden heeft er recht op gekend te worden."

De oorlog zelf wordt onze nieuwe nationale mythe over de strijd tussen goed en fout

Van de sokkel getrokken

De kritische blik waarmee het curriculum vitae van de vaderlandse helden en heldinnen momenteel nog maar eens grondig wordt doorgenomen, is niet nieuw. Ook in vroeger eeuwen wordt geregeld een vaandeldrager van de nationale identiteit van zijn of haar sokkel getrokken, vertelt Niek van Sas.

Wie kent bijvoorbeeld nog de naam van Magdalena Moons? Volgens de overlevering zou deze Haagse dame in de strijd tegen de Spanjaarden een kleine maar cruciale rol hebben gespeeld door haar minnaar, de Spaanse bevelvoerder Francisco de Valdez, te laten beloven de inname van Leiden nog even uit te stellen, waardoor velen nog zouden kunnen ontsnappen.

Van Sas: "In de negentiende eeuw wordt de mythevorming rond Moons volledig onderuitgehaald door Robert Fruin, die wel wordt beschouwd als onze eerste historicus. In een serie artikelen maakt hij uit naam van de wetenschap korte metten met dat mooie verhaal."

Dat is ook een taak van de historicus, aldus Van Sas. "Ik heb geen bezwaar tegen debunken, maar het is vaak best mogelijk mooie verhalen in stand te houden. Het is heus niet alleen maar kommer en kwel. Er is nu een neiging naar politieke correctheid waarmee de geschiedenis bijna in zijn geheel wordt afgeschreven. Als je daarin doorschiet, blijft er bitter weinig over."