Direct naar artikelinhoud

Nederlandse filmindustrie is spierwit, maar hoe verander je dat?

In de Amerikaanse filmindustrie is meer oog voor culturele diversiteit binnen de cast, maar in Nederlandse films is het gros van de acteurs nog altijd wit. Het Nederlands Filmfonds probeert het tij te keren.

Actrice Nora el Koussour met het Gouden Kalf dat ze won voor haar hoofdrol in Layla M.Beeld Remko de Waal/ANP KIPPA

In Michiel van Erps speelfilmdebuut Niemand in de stad, de openingsfilm van het Nederlands Film Festival, draait het om de bewoners van een statig Amsterdams studentenhuis. Ze zijn stuk voor stuk lelieblank, hetzelfde geldt voor vrijwel al hun vrienden én het leeuwendeel van de personages in Nederlandse films.

De Nederlandse filmindustrie is spierwit en dus geen goede afspiegeling van de maatschappij, beamen vertegenwoordigers van het Filmfonds, het Film Festival en de Filmacademie. Maar het blijkt nog niet zo eenvoudig om daar verandering in te brengen.

Culturele diversiteit in film is niet alleen in Nederland een onderwerp. Bij de Oscaruitreiking in 2015 en 2016 waren de hashtags #OscarsSo­White en #OscarsStillSoWhite dagenlang trending, omdat er alleen maar witte acteurs en actrices waren genomineerd. "Ik ben hier bij de Academy Awards, ook wel bekend als de awardshow voor witte mensen," opende spreekstalmeester Chris Rock de uitreiking in 2016. "Als ze gastheren zouden nomineren, was ik hier niet eens geweest."

Sindsdien is er het nodige veranderd bij The Academy of Motion Picture Arts and Sciences, die verantwoordelijk is voor de Oscars; met de verrassende zege van Moonlight, over een zwarte homoseksuele jongen in een kansloos milieu, in 2017 als markantste resultaat.

Subsidieaanvragen
Nederland lijkt nog een beetje achter te lopen. Vorig jaar ging het Gouden Kalf voor de beste actrice naar Nora el Koussour, voor haar hoofdrol in Mijke de Jongs grimmige radicaliserings­drama Layla M., maar ook deze editie is het overgrote deel van de genomineerden voor de verschillende acteerkalveren weer wit.

Als er al personages met een diverse culturele en etnische achtergrond te zien zijn, spelen die vaak stereotiepe (bij)rollen, waardoor de meeste films een cultureel eenzijdig beeld van de samenleving geven.

Dat is het Nederlands Filmfonds ook opgevallen. Doreen Boonekamp, directeur van het fonds, dat met een budget van 48,9 miljoen euro de belangrijkste financier is van Nederlandse films en documentaires, schreef eind augustus met de directeuren van de vijf andere rijkscultuurfondsen in een open brief in NRC Handelsblad dat er vaart moet worden gezet achter inclusiviteit. 'Diversiteit in kunst dwingen wij vanaf nu af met subsidie', luidde de kop boven de brief.

In het beleidsplan van 2013-2016 komt het begrip 'culturele diversiteit' nog helemaal niet voor, in het beleidsplan van 2017-2020 is het wel opgenomen. "Sinds 2017 hebben wij bij het Filmfonds de beoordelingscriteria voor subsidieaanvragen aangepast. We vragen van makers dat ze nadenken over diversiteit in de breedste zin. Het gaat erom dat de sector daar bewust keuzes over gaat maken," aldus Boonekamp. Ze ziet nu al resultaat.

Aandachtspunt
"Wij merken dat makers heel zinnig reflecteren op onze opmerkingen. Dat zien wij terug in de diversiteit van de verhalen en makers; als je kijkt naar documentaires, arthouse en korte films, dan is de diversiteit in thematiek, makers en cast steeds meer aanwezig. Maar de beeldvorming over de Nederlandse film wordt voornamelijk bepaald door de grote publieksfilms en die vormen nog steeds een groot aandachtspunt."

Silvia van der Heiden, sinds deze editie directeur van het Nederlands Film Festival, ziet wel veranderingen in de sector, 'maar die gaat gewoon te langzaam'. "De industrie oogt nog te wit. Met het Film Festival kijken we daarom goed naar wie we wat laten presenteren, en bij het maken van onze campagne was diversiteit ook een belangrijk issue, want we proberen in Utrecht óók een ander publiek te trekken."

Dat haar openingsfilm Niemand in de stad een hagelwitte productie is, ziet Van der Heiden niet als een probleem. "Michiel van Erp is een alleskunner en zijn film is zó mooi. Je wilt mensen niet alleen beoordelen op basis van hun afkomst; kwaliteit en diversiteit moeten wel samengaan."

Papiaments
Die mening is ook regisseur Victor D. Ponten toegedaan. In 2011 regisseerde hij met Jim Taihuttu Rabat, over drie Nederlands-Marokkaanse jongens die naar Marokko gaan om een taxi terug te brengen. In zijn nieuwste film, Catacombe, draait het om matchfixing in de laagste regionen van het betaalde voetbal.

"Met Rabat wilden we een film maken over jongens met een Nederlands-Marokkaanse achtergrond, maar dat moest niet het enige zijn waar de film over ging, zoals destijds in de meeste films het geval was. Wij wilden gewoon een mooi verhaal vertellen. Bij Catacombe ligt het anders: in de voetbalwereld lopen mensen rond met allemaal verschillende achtergronden, en dat heb ik aangegrepen om een zo divers mogelijke cast neer te zetten.

De industrie oogt nog te wit
Silvia van der Heiden

Dat de hoofdpersoon half-Antilliaans is, is omdat acteur Willem de Bruin dat is. Dat heb ik vervolgens gebruikt in het schrijfproces, en dat merkt de kijker doordat hij met zijn vader Papiaments spreekt. Het mooie van voetbal is dat ik ook een coach met een Limburgs accent en een Vlaming kan casten."

'Neutrale' rol

Actrice Nora el Koussour, geboren en getogen in Veghel, merkt dat haar Marokkaanse achtergrond een grote rol speelt bij de rollen die ze krijgt aangeboden. "Dat ik auditie mocht doen voor Layla M. was voor mij natuurlijk een gouden kans. Het zegt ook iets; misschien overdrijf ik, maar ik denk dat 90 procent van de klussen die ik krijg aangeboden te maken heeft met mijn afkomst.

Dit jaar speelde ik ook een 'neutrale' rol, en ik vond dat eigenlijk heel leuk om uit te vogelen. Maar het valt nog altijd op; als je een tandarts met een donkere huidskleur zou casten, gaat het hoogstwaarschijnlijk over zijn afkomst. Dat is toch vreemd? Ik ben geboren in een multiculturele samenleving, dus waar doen we zo moeilijk over?"

Elitair instituut
"Ik vind het krankzinnig dat als een speelfilm in Amsterdam speelt je in het straatbeeld alleen maar witte mensen ziet. Waar heb je gefilmd? denk ik dan," zegt Bart Römer, directeur van de Nederlandse Filmacademie. "Regisseurs, scenarioschrijvers en producenten zouden voor een realistische afspiegeling moeten zorgen. En niet-witte acteurs moeten goede verhalen kunnen vertellen zonder dat het gelijk over hun afkomst gaat."

De Filmacademie wil volgens Römer verhalenvertellers opleiden die álle verschillende verhalen in Nederland kunnen vertellen. "Maar de Filmacademie wordt nu nog gezien als een wit, elitair instituut, zoals de filmindustrie ook in hoofdzaak wit is. Dit jaar gaan we met een voormalig diversity officer van de BBC kijken naar onze eigen unconscious bias - onbewuste vooroordelen. Als we diverser talent willen aantrekken, moeten we ons eerst beter bewust worden van de normen en culturele patronen waarmee we zelf zijn opgevoed."

Nederlands Film Festival, t/m 5/10 in Utrecht