Direct naar artikelinhoud

Voor Johnny Mosterd (1985-2018) was alles goud

Ondanks zijn situatie genoot Johnny Mosterd van het leven. "Het feit dat je leeft moet eigenlijk al genoeg zijn om elke dag te kunnen genieten," schreef hij in een brief.

Mosterd was een creatieve duizendpoot en allemansvriend.Beeld -

Toen Johnny Mosterd ziek was, had hij het op een avond met een vriend over de dood en wat hij wilde achterlaten. Hij zei: "Als ik er niet meer ben en je bestelt een biertje in de kroeg, bestel er dan ook een voor mij, geef die aan een onbekende en zeg: deze krijg je van Johnny."

Op die manier wilde hij ook na z'n dood nog mensen met elkaar verbinden, iets waar hij bij leven zo ontzettend goed in was geweest. Waar Mosterd ook kwam, zocht hij contact met andere mensen, en andere mensen met hem. Zoals hij het zelf omschreef: 'Ik lul nou eenmaal graag.'

Mosterd groeide op met ouders en broer Cliff in KHL aan de Oostelijke Handelskade. Nog voordat het een restaurant werd, was KHL een soort Villa Kakelbont waar altijd veel kinderen over de vloer kwamen om te spelen. Het huis maakte Mosterd tot de persoon die hij was: een allemansvriend.

Succesformules
Sinds 2015 werkte Mosterd in Roest. Eerst alleen als marketingmanager, later ook als programmeur. Hij floreerde er als creatieve duizendpoot, die niet alleen goed was in het promoten van feesten, maar ook in het bedenken en organiseren ervan. Zijn eerste idee: een benefietconcert voor rapper 50 Cent, die failliet was verklaard. Het leverde landelijke media-aandacht en 1200 bezoekers op.

Andere succesformules uit zijn koker: carnavalsfeest Knallen, Kotsen, Kruipen, een tribute aan Tupac, smerige poolparties - als het maar een humoristische ondertoon had.

'Is toch goud' was Mosterds lijfspreuk. Hij hoorde het ooit in een internetfilmpje, sindsdien gebruikte hij het voor alles. Alles was goud. Als gimmick droeg hij gouden sieraden.

Bijna zijn hele leven heeft Mosterd gevoetbald. Dat hij er niets van bakte en ook nooit beter werd, maakte hem weinig uit. Hij richtte een 'mattieteam' op bij JOS Watergraafsmeer. Zijn positie was linksbuiten, daar kon hij de minste schade aanrichten.

Veel beter was hij in boksen. Enthousiast gemaakt door een goede vriend was hij daar sinds een paar jaar fanatiek mee bezig. Hij bleek een talent. Vorig jaar in juni bokste hij een wedstrijd tegen een van zijn beste vrienden.

Hij had er maanden naartoe geleefd en keihard getraind. De wedstrijd eindigde in een remise, precies zoals de vrienden hadden gehoopt.

Veldslag
Twee maanden later ging Mosterd met extreme hoofdpijnklachten naar het ziekenhuis. Uitgezaaide hersenkanker, was de diagnose. "M'n zorgeloze frivole leventje is helaas 180 graden gedraaid en in een veldslag veranderd waarin ik tot op het bot gemotiveerd ben om deze te winnen om weer lekker verder te gaan met waar ik mee bezig was," schreef hij in een brief waarmee hij iedereen wilde bedanken voor de steun.

Hoewel de artsen hem weinig kans gaven, was Mosterd altijd positief over zijn herstel. Hij wilde vooral focussen op de kansen die hij wél had en hield zich vast aan succesverhalen van andere patiënten.

Ondanks zijn situatie genoot hij van het leven. Uit de brief: "Het feit dat je leeft moet eigenlijk al genoeg zijn om elke dag te kunnen genieten."

Maar genezen deed Mosterd niet. Hij stierf vorig week op 32-jarige leeftijd. Maar zoals hij zelf schreef: "De dood is maar de dood. Het is veel raarder dat je wordt geboren."

'Is toch goud' was Mosterds lijfspreuk