Direct naar artikelinhoud

Artis-dierenarts: 'Dieren vind ik fascinerender dan mensen'

Stichter van de Spoedkliniek voor dieren en Artis-dierenarts Marno Wolters (68) zet zich al decennia in voor dierenwelzijn. In september kreeg hij hiervoor in Amsterdam de Frans Bannick Cocq Penning. 'Ik heb nu eenmaal die reflex om te helpen.'

Artis-dierenarts: 'Dieren vind ik fascinerender dan mensen'
Beeld Renate Beense

Marno Wolters was een jaar of tien toen een van de cavia's ziek was. Het diertje zat ineengedoken in een hoek van zijn hok. Marno liep naar zijn moeder.

"Geef 'm maar een kwart aspirientje," zei ze. Hij stopte het medicijn in de keel van de cavia en de volgende dag was het beestje beter.

"Hé, dacht ik, je kunt dieren beter maken. Vanaf dat moment wilde ik dierenarts worden."

En dat werd hij. 44 jaar geleden studeerde hij af, ging als assistent bij een dierenarts aan de slag die ook in Artis werkte, en drie maanden later liep hij zelf met een ­stethoscoop om zijn nek en een dokterstas vol flesjes door de dierentuin.

Na een onderbreking is Wolters alweer 27 jaar (parttime) werkzaam in Artis als dierenarts. Daar zit hij vandaag op een terras, hij groet de verzorgers die met de kamelen bezig zijn. Wolters komt rechtstreeks van de Dierenkliniek Europaplein, waar hij net nog een kleine operatie uitvoerde. Daarnaast is hij als dierenarts ook nog werkzaam bij Stichting AAP, en vogel- en zoogdierenopvang De Toevlucht.

Goliathkikkers als lokkertje
Op 21 september kreeg Marno Wolters de Frans Banninck Cocq Penning: een onderscheiding voor een persoon die zich ten minste twaalf jaar bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor Amsterdam.

"Ik was flabbergasted, wist nergens van. Ik was op een middag in Artis aan het werk toen het hoofd van de afdeling Koudbloedigen naar me toe kwam. Een particulier had twee goliathkikkers waar hij vanaf wilde. Artis had ­interesse - of ik mee wilde om te gaan kijken. Waarom dat nu moest, vroeg ik. Omdat ze anders misschien wel op Marktplaats gezet zouden worden of zo. Ik was geïrriteerd, het was vrijdagmiddag, ik moest nog naar een geit kijken, en naar een Maleise bonte marter in het Kleine Zoogdierenhuis die niet lekker was."

De kikkers bleken lokkikkers te zijn. Wolters werd meegenomen naar de ambtswoning van de burgemeester aan de Herengracht. Daar zag hij familie en bekenden van ­onder meer de vogelopvang en Stichting AAP en Artis.

Locoburgemeester Laurens Ivens sprak lovende woorden en overhandigde hem de penning, bedoeld voor mensen die minstens twaalf jaar veel voor Amsterdam hebben ­betekend.

"Dat is wel een van de hoogtepunten uit mijn ­leven. Prachtig, ik ben er nog steeds niet aan gewend."

Wolters kreeg de penning omdat hij al 44 jaar een belangrijke bijdrage levert aan de diergeneeskunde en dierenwelzijn en natuurbehoud in binnen- en buitenland. Hij was in 1993 medeoprichter van de Spoedkliniek voor ­Dieren in Amsterdam, en legde daarmee de basis voor het Medisch Centrum voor Dieren aan de Isolatorweg.

En dan is hij ook nog eens voorzitter van de Stichting voor Daadwerkelijke Dierenbescherming, die mensen met een laag inkomen helpt die de dierenarts niet kunnen betalen.

Een bedrijvige man, die de penning dubbel en dwars heeft verdiend.

Dierenarts Marno Wolters bij een van 'zijn' dieren in Artis.Beeld Renate Beense

"Ja, dat klopt wel, denk ik, al zeg je dat niet zo snel over jezelf, toch? Maar ik heb nooit aan carrièreplanning gedaan. Alles is een voortvloeisel van wat ik doe en ben. Ik vind ­dieren fascinerender dan mensen, heb een enorme compassie met dieren. Wij pretenderen aan de top van de ­creatie te staan, dat is ons met ons christelijke geloof natuurlijk behoorlijk ingepeperd. Maar dat vind ik dus niet."

"Wat ik steeds hoor: als iemand staat voor wat een dierenarts moet zijn, dan ben jij het. Voor mijn gevoel ben ik het ook 24 uur per dag. Buren komen met hun dieren langs en mensen bellen me voor de gekste dingen. Ik doe ook ­invaldiensten in Artis, en weekenddiensten. Ik heb nu eenmaal die reflex om te helpen. Al zal ik ook niet snel een mens laten verzuipen hoor, haha. Oja, en ik bemoei me ook nog met buitenlandse projecten, onder meer in de dierentuinen van Paramaribo en Teheran."

"Vorig jaar ben ik naar Teheran gevlogen om mijn vriend Iman Memarian, dierenarts van de Teheran Zoo, te be­zoeken. Ik had een koffer met vijf kilo geconcentreerde verdovingsmiddelen voor dieren, antibiotica en blaaspijlen meegenomen voor hem bij me. Er was bijna geen plek meer voor mijn kleren. De koffer kwam door de douane op Schiphol, al was ik na het opstijgen even bang dat het vliegtuig vanwege 'een verdacht pakketje' zou omkeren."

Mondkapje
Wolters zag in de 44 jaar sinds zijn afstuderen dat het dierenwelzijn in dierentuinen en daarbuiten een enorme vlucht heeft genomen. Alleen die aangeklede hondjes die je soms ziet, dat gaat hem te ver.

"Vlechtjes, kraaltjes, ­gewassen en geparfumeerd. Het is niet verboden, maar van mij mogen ze het verbieden. Ik vind het niet kunnen, omdat de integriteit van een dier wordt geschonden, en het niets te maken heeft met dierenwelzijn."

Ook op het gebied van voeding - de apen krijgen geen bakjes yoghurt meer omdat deze niet per se voedzaam zijn - medicatie, verdoving en leefomgeving gaat het goed. Hij lacht.

"Ik moet een flink stuk omlopen sinds de zebra's en giraffen een nieuw en groter onderkomen hebben gekregen. In de jaren zestig en zeventig had Artis de grootste collectie van de wereld. Dat ging echt ten koste van de leefruimte en het welzijn van de dieren. Met de kennis van nu was dat een onwenselijke situatie. Nu zie je dat dieren­tuinen focussen op bepaalde soorten en zorgen voor het behoud van die soorten die in het wild in de verdrukking komen."

Toen het allemaal nog niet zover was, in een tijd dat er 'gewoon' wilde dieren konden worden geïmporteerd, is hij eens heel ziek geworden.

"Hepatitis. Ik behandelde een babychimpansee van particulieren, maar het aapje overleed toch. We wilden weten wat hij had, dus maakten we het aapje open. In die tijd, zo'n dertig à veertig jaar geleden, gebruikten we geen operatiehandschoenen, maar maakten we onze handen op een andere manier steriel: veel schrobben en boenen met jodium tot we bruine ­armen hadden."

"Maar blijkbaar had ik een kloofje iets dergelijks in mijn handen en was ik toch besmet geraakt. Ik viel tien kilo af, zag zo geel als een kanarie en was er een half jaar uit. Maar het is goed ­gekomen. Sindsdien draag ik een mondkapje en handschoenen bij alles wat ik openmaak. Ik neem geen risico meer."

Wolters vertelt over kleine successen met een bosuil met een gebroken vleugel ("Beetje oorlogschirurgie met een stalen pennetje"), een operatie bij een dwerghamster ("Na twintig minuten was het tumortje eruit en de eigenaar dolblij"), en de kat die hij chemotherapie gaf ("daar was ik een half jaar mee bezig, maar die kat was alles voor die aardige Servische mevrouw").

Meehuilen
Maar het gaat ook wel eens mis. "Laatst, een jonge meeuw met een gebroken ondervoet. Geopereerd, alles ging goed. De meeuw was netjes wakker geworden uit de narcose, maar die wilde niet eten in gevangenschap, dus die heeft het niet gered. Operatie geslaagd, maar patiënt overleden."

De dood hoort erbij, zegt hij. "Als het je eigen dier is - ik heb een Kaspische beekschildpad en twee katten - komt het wel harder binnen. In mijn werk moet je toch een beetje professionele afstand kunnen bewaren anders kun je je werk niet doen. Als je mee gaat huilen om elk dier dat overlijdt heb je geen leven."

Marno Wolters heeft de pensioengerechtigde leeftijd allang bereikt, maar hij denkt nog niet aan stoppen. "Ik verkeer in de luxepositie dat ik kan beslissen waarmee ik stop en wanneer ik stop. Elke dag is weer anders, en als er een beroep op me wordt gedaan, spring ik erin."

"Voor de geboorte van een olifantje mogen ze me altijd wakker maken. Wat een natuurgeweld, wat een emotie! Ik ga niet zeggen dat ik in het harnas sterf, maar ik haal nog altijd meer energie uit mijn werk dan dat het energie kost. Alleen: ik ben geen ochtendmens, dus ingewikkelde operaties blijf ik aan het eind van de ochtend plannen."

Voor de geboorte van een olifantje mogen ze me altijd wakker maken. Wat een natuurgeweld, wat een emotie