Direct naar artikelinhoud

Losgerukt van patiënten: zo voelt het voor een MC Slotervaart-arts

De artsen en verpleegkundigen van het failliete MC Slotervaart werden losgerukt van hun patiënten. Dat gaf chaos en verdriet, ook bij internist-oncoloog Hans-Martin Otten (54). 'Ik heb de begeleiding van stervende mensen moeten staken.'

Hans-Martin OttenBeeld Ernst Coppejans

Hans-Martin Otten, internist-oncoloog van MC Slotervaart, gebruikt vaak het woord 'kaal'. Hij moest vanwege het faillissement van zijn ziekenhuis noodgedwongen stoppen met al zijn patiënten. Sommigen kent hij al twintig jaar. Hoe dat voelt? Kaal.

Zijn spreekuur werd een ketting van afscheidsgesprekken. De tissues gingen hard. Die gaan bij Otten, arts van patiënten met kanker, altijd al snel op, maar nu helemaal. Hij kan ze blind uit de doos plukken. Tissues en lieve kaartjes. En een warm, maar tegelijkertijd kaal gevoel.

Het half uitgestorven ziekenhuis voelt zonder patiënten ook kaal. En zijn kamer is letterlijk kaal. Rechts naast de deur hangt zijn doktersjas. De stethoscoop bungelt als een dode slang uit zijn zak.

Recht-toe-recht-aan
In de categorie sfeermakers is alleen de kapstok van zijn opa en oma er nog. De rest - prenten, tekeningen van zijn dochter, een echte antieke mensenschedel - heeft hij, heel klassiek, in een kartonnen doos het ziekenhuis uitgedragen.

Een loodzwaar houten bureau van zijn vader rolde hij op een plateau op wieltjes naar buiten. Dit allemaal op de dag dat het ziekenhuis uitstel van betaling had aangevraagd. "Mijn vrouw zei: wacht niet tot het faillissement. Want dan kom je moeilijk bij je eigen spullen."

Dus waarschuwde hij de portiers: ze moesten niet raar opkijken als hij 's avonds laat met een zwaar bureau voorbij zou sjouwen. Zo geschiedde. Nu zit hij achter een recht-toe-recht-aan exemplaar van het ziekenhuis. Een paar weken nog. Hij draagt de patiëntendossiers zo goed en kwaad als hij kan over en dan gaat hij elders aan de slag. Waar is nog onbekend, maar er zijn geïnteresseerden.

Hoe is het om van uw patiënten te worden gescheiden?
"Heel vervelend. Er zijn veel mensen met tranen in de ogen afscheid komen nemen. De band met de patiënten wordt in één keer doorgeknipt. Dat doet echt verdriet. Ik heb ze in een voor hen uitermate kwetsbare periode meegemaakt. En zij hebben het gevoel dat wij, het hele team, er in die periode ook voor ze geweest zijn. Dat vertrouwen moeten ze loslaten. En dan moeten ze zo'n band in een ander ziekenhuis opnieuw opbouwen."

Heeft dat ook geleid tot nieuwe inzichten over het werk als internist-oncoloog?
"Het was nooit zo tastbaar dat mensen mij op die manier kunnen waarderen. Ik zie mijzelf als een adviseur, kan mensen bijstaan. Ik probeer ze rust en ordening te geven. En ik heb nooit bedacht dat het voor mensen zo veel kan betekenen."

Is dat alleen mooi? Of ook een last?
"Ook een last, want het maakt me kwetsbaar. Want ik realiseer me des te meer: ik kan het niet altijd goed doen. Iedereen maakt fouten. Ik ook. Die fouten zitten niet altijd in de techniek of technische beslissingen, maar die zitten dan meer op persoonlijk vlak."

U ziet nu wat de impact kan zijn.
"Een verkeerde blik op het verkeerde moment kan voor iemand al iets betekenen."

Losgerukt van patiënten: zo voelt het voor een MC Slotervaart-arts
Beeld Ernst Coppejans

Otten, zoon van een socioloog en een verpleegkundige, is een van de honderd specialisten van het ziekenhuis. Vanaf zijn opleiding in 1994 loopt hij al in MC Slotervaart. Op 31 oktober, nog geen week na het faillissement, was hij voor één dag, tegen wil en dank, de meest besproken arts van het land.

Aanleiding was een artikel in deze krant met de kop: 'Faillissement van MC Slotervaart bracht patiënt in levensgevaar'. Otten - rustig, gedecideerd - is geen man voor de barricaden, maar hij wilde de wereld laten weten wat er écht gebeurde in het ziekenhuis. Dat was geen 'warme overdracht' van de tienduizenden patiënten naar de andere ziekenhuizen, zoals de verzekeraar Zilveren Kruis en het MC Slotervaart beweerden. "Het was een chaos."

In allerijl moesten 24 patiënten die nog in het MC Slotervaart lagen naar andere ziekenhuizen worden overgebracht. Operaties werden abrupt afgezegd. Huisartsen in de stad werden overspoeld met vragen van paniekerige patiënten. Een regelrechte puinhoop, vindt Otten.

Schrijnend voorbeeld
"Dat had een hectiek in zich die ongezond is. Wat het versterkte, was dat de directievoorzitter ook niet wist wat er allemaal moest gebeuren. En voor de curator was het natuurlijk ook een vreemde gebeurtenis. Als er een schoenenfabriek failliet gaat, is dat toch wat anders dan wanneer een ziekenhuis moet sluiten."

In het brandpunt van die hectiek stonden de medewerkers van het MC Slotervaart, die nota bene ook hun baan kwijt waren. Specialisten konden niet meer instaan voor de veiligheid van hun patiënten, zei Otten, die daar meteen een schrijnend voorbeeld bij had.

Een van zijn patiënten onderging een zware chemotherapie, maar door de chaotische taferelen werd hij naar het verkeerde ziekenhuis gebracht, wat volgens Otten tot een potentieel levensbedreigende situatie leidde, 'omdat bij deze patiënt strakke controles en tijdig toedienen van medicijnen van levensbelang zijn'. De artsen van het ontvangende ziekenhuis zochten op tijd contact met MC Slotervaart en alles liep met een sisser af.

Maar minister Bruno Bruins, die op het moment dat de krant van de pers rolde, aan een Kamerdebat over de failliete ziekenhuizen MC Slotervaart en de IJsselmeerziekenhuizen begon, kreeg dit geval keihard om de oren geslagen door de oppositie. Het Kamerdebat werd geschorst, zodat Bruins de kans kreeg om Ottens verhaal te checken.

Ik realiseer me nu des te meer: ik kan het niet altijd goed doen
'In het begin voelde ik dat er geen regie meer was. We raakten de controle kwijt door iets wat er van buitenaf gebeurde'Beeld Ernst Coppejans

Otten draaide toen een bomvolle poli. "Het was een idioot hectische dag. Ik had geen oproepdienst, dus heb op een gegeven moment mijn telefoon uitgezet, zodat ik ongestoord mijn patiënten kon zien."

Bijna-calamiteit
De minister belde de curator. En de curator belde vergeefs naar Otten. "Omdat ik onbereikbaar was, kwam iemand me halen. Ik zei: 'Ja maar ik ben bezig met mijn poli. Ik heb hier mensen zitten'. Zelfs toen ik hoorde dat Bruno Bruins me wilde spreken, dacht ik: bomvolle poli, ik kan niet weg."

Niet wetende dat hij een Kamerdebat had lamgelegd. Uiteindelijk zat hij niet veel later toch in een kamer met de curator, directievoorzitter Mariska Tichem en iemand van de calamiteitencommissie om uit te leggen wat er was gebeurd.

Onduidelijkheid was er over de term bijna-calamiteit die Otten in het artikel gebruikt had, en of hij nou wel of geen melding bij de inspectie had gedaan. Kort daarop kwam Bruins op de speaker. "Hij was uit een debat gehaald, en voelde zich een beetje ongemakkelijk, om het zacht te zeggen. En zo reageerde hij ook."

Of Otten er zenuwachtig van werd? "Nee." Spijt? "Dat al helemaal niet. Meteen dezelfde dag nog kwam de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd naar het ziekenhuis, ook kwamen er mensen van de Nederlandse Zorgautoriteit en het ministerie van VWS. Er werden nu ineens wel dingen in gang gezet om het gecontroleerd te laten verlopen - alleen: te laat. Dat had direct moeten gebeuren."

U bent als specialist verantwoordelijk voor de patiënt.
"In het begin voelde ik dat er geen regie meer was. We raakten de controle kwijt door iets wat er van buitenaf gebeurde. Ik ben verbaasd dat de inspectie niet vanaf de eerste dag heeft ingegrepen: 'Jongens, dit kan zo niet. We mogen geen risico's met de patiënten lopen.'"

"In plaats daarvan kwam de inspectie in huis om te kijken of de regeltjes wel goed gevolgd werden. Dus Zilveren Kruis veroorzaakt acuut een probleem, en het medisch personeel moet het oplossen, wordt verantwoordelijk gesteld en wordt schuldig bevonden als er iets misgaat."

"Ik denk dat de instanties onderschat hebben wat het betekent voor de patiënten en de medewerkers als je een ziekenhuis zo abrupt stopt. Niemand is bij machte gebleken om echt in te grijpen; de inspectie niet, Den Haag niet."

Is er meer misgegaan met patiënten?
"Er zijn later meer meldingen over incidenten gedaan bij de calamiteitencommissie en de curator. Gevallen waarbij het nét goed is afgelopen, maar die wel een risico in zich hadden om mis te gaan."

"Ik hoorde van mijn collega over twee kwesties waarbij de patiënt zelf aan de bel trok: klopt dit wel? Dat er geen echt grote ongelukken zijn gebeurd, heeft eerder te maken met toeval en de inzet van de medewerkers, dan dat het bestuur van het ziekenhuis, de minister of de verzekeraar het zo goed geregeld hadden. Dat had veel soepeler kunnen gaan als ons door Zilveren Kruis meer tijd was gegund om het ziekenhuis af te bouwen."

De boodschap van de verzekeraar was: de omliggende ziekenhuizen willen de patiënten opvangen. Ze hebben de ruimte en het personeel.
"In de praktijk betekende het dat ze daar zeiden: de patiënten zijn welkom. De ontvangende ziekenhuizen deden erg hun best, maar er zat wel ruimte tussen voordat de patiënten werden geplaatst."

"Wij hebben in week één gezegd: deze patiënten moeten in week drie chemotherapie krijgen, maar uiteindelijk kregen ze een paar dagen van tevoren te horen waar ze terecht konden en soms kregen ze hun chemotherapie later."

U heeft een rustige, zelfverzekerde uitstraling, maar u bent ook een tikje afstandelijk.
"Dat is bewust."

Is dit een houding die u zichzelf heeft aangemeten?
"Dat zit in me. Ik denk zelfs dat het de reden is waarom ik de oncologiekant heb gekozen. Ik merkte, bijvoorbeeld bij slechtnieuwsgesprekken, dat mensen iets rustiger werden door mijn rust."

Kunt u zich het eerste slechtnieuws­gesprek nog herinneren?
"Nee, wel de eerste gesprekken. Die rust was er altijd al. Maar als jonge arts ben je vooral bezig met de technische aspecten van een ziekte. Dan wil je geen fouten maken in de voorlichting van essentiële dingen als behandeling, prognose. Nu let ik beter op de uitingen van de patiënt. Nu zie ik: ik kan praten wat ik wil, maar de patiënt hoort mij niet."

Wat ziet u dan aan de overkant van de tafel?
"Ik zie het aan de oogopslag, de emotie, afwezigheid. Als iemand in zichzelf gekeerd is. Of juist extreme uitingen van emotie laat zien."

Hoe brengt u het slechte nieuws?
"Direct. Ik ben wat dat betreft een akelige arts. Soms heb ik een heel kleine introductie. Dat doe ik als er familie bij is die het hele proces nog niet heeft meegemaakt."

Ik breng slecht nieuws direct, ik ben wat dat betreft een akelige arts
'Sommige mensen willen doodbehandeld worden. Die kunnen het niet verdragen dat er niks gebeurt'Beeld Ernst Coppejans

"Dat gaat dan in één zin. De volgende zin is het slechte nieuws. Óf zin één bevat het slechte nieuws. Óf zin twéé bevat het slechte nieuws. Dat doe ik om mensen daarmee te helpen. Bij een enkeling werkt het niet om het meteen te zeggen."

Hoe vaak komt het voor dat u zo'n gesprek moet voeren?
"Soms drie keer op een dag, soms één keer per week. Ook de intensiteit wisselt; de ene keer moet je iemand vertellen dat hij chemotherapie kan krijgen, de andere keer is de boodschap dat iemand binnen twee maanden komt te overlijden."

"Onlangs kreeg ik een jonge vrouw met een uitermate agressieve alvleesklier­tumor, die op geen enkele behandeling reageerde. Om dat nieuws te moeten brengen is letterlijk dodelijk: 'Je kunt nu beter de dingen gaan doen die je leuk vindt. Als je tijd steekt in allerlei experimentele dingen, heb je minder tijd om afscheid te nemen.' Zij heeft daarnaar geluisterd en daar ben ik heel blij om."

Spookt zo'n gesprek de rest van de dag door het hoofd?
"Niet bewust, maar ik ben aan het einde van de dag doodmoe. Dat is hoe het bij mij werkt."

U waarschuwt mensen dat ze met doordokteren kostbare tijd verliezen.
"Daar is ook geen one size fits all voor. Omdat, en dit klinkt een beetje cru, sommige mensen doodbehandeld willen worden. Die kunnen het niet verdragen dat er niks gebeurt, waar anderen heel bewust kiezen voor tijd doorbrengen met de familie en vrienden, zolang het nog kan."

"Sommigen moeten een drempel over om een behandeling te laten. Dat heeft veel met het accepteren van de dood te maken. Het is mooi om te zien hoe sommigen dat automatisch hebben, en hoe anderen daarbij geholpen kunnen worden."

Heeft u door het faillissement deze begeleiding van stervende mensen moeten staken?
"Ja, en dat is heel akelig. Een van hen was een oudere man met een kwaadaardige aandoening. We waren in zijn behandeling tegen complicaties aangelopen. Maar ook hij moest op stel en sprong het ziekenhuis uit. Ik had een geschiedenis met deze man. We hadden goed contact."

"Hij kreeg in het andere ziekenhuis weer een complicatie en zou spoedig overlijden, iets wat bij ons net zo goed had kunnen gebeuren. De patiënt voelde dat hij niet verder kon, maar hij vond het ook moeilijk om de handdoek in de ring te gooien. Ik denk dat ik hem waarschijnlijk wel rustig had kunnen krijgen. Hij is erg onrustig overleden. Heel naar. Hier heeft iemand meer geleden dan nodig."

Wat voelde u daarbij?
"Voor die man verdriet. En frustratie. Omdat het is aangericht door managers die menen dat ze de zorg goed kunnen regelen, en daarbij voorbijgaan aan wat zorg eigenlijk voor mensen betekent. Alles bij elkaar voelt het heel kaal."