Direct naar artikelinhoud

Hoe moet het Stedelijk verder, een jaar na vertrek Beatrix Ruf?

Een jaar na het gedwongen afscheid van directeur ­Beatrix Ruf bij het Stedelijk Museum rijst het beeld van een diepe crisis, stelde emeritus hoogleraar Egbert Dommering in deze krant. Conservator vormgeving onder Ruf Lennart Booij en Rem Koolhaas, die met haar Stedelijk Base realiseerde, reageren.

en
Uit onderzoek achteraf bleek dat het vertrek van Beatrix Ruf bij het Stedelijk Museum een 'vermijdbaar noodlottig ongeval' was.Beeld anp

Lennart Booij: Stedelijk moet vrijplaats zijn

Bij emeritus hoogleraar Egbert Dommering rijst het beeld van een diepe crisis bij het Stedelijk Museum. Volgens hem keert de staf zich keer op keer tegen de artistiek directeur, is er sprake van een ernstig verstoorde verhouding tussen de sponsors en het bestuur en is het raar dat die sponsors geld mogen geven, maar niets te zeggen hebben.

Ik werkte in 2016 een jaar in het Stedelijk en zag hoe hard er werd gewerkt door een kleine groep mensen. Conservatoren, tentoonstellingbouwers, planners, fondsenwervers en educatiemedewerkers zijn zeer toegewijd. 

Daarnaast viel op hoezeer geldschieters inspraak vroegen en kregen bij artistieke projecten en keuzes. Dit fenomeen, samen met de ongrijpbaarheid van de toenmalige artistiek directeur en een onzichtbare raad van toezicht, was voor veel medewerkers een bron van zorg. 

Prentenkabinet
Maar de grootste zorg ging uit naar het organiseren van een succesvol tentoonstellings­programma, het begeleiden en ondersteunen van kunstenaars en het bereiken van een zo divers mogelijk publiek. Daardoor was er nauwelijks tijd voor reflectie op een groter plan.

Tegelijkertijd viel me op wat er niet was. De collectie vormgeving met meer dan 40.000 stukken, de grootste collectie van het museum, werd nauwelijks getoond. Een goed prentenkabinet ontbreekt, waar onder de juiste omstandigheden de vermaarde collectie op papier en de bijzondere kunstenaarsboeken kunnen worden geëxposeerd.

En een logische ontmoetingsplek voor kunstenaars en conservatoren, zo als het oude café in de oudbouw functioneerde, is afwezig.

De plotselinge sluiting van Stedelijk Museum Bureau Amsterdam kwam daarbovenop, naast de overhaast ingezette verhuizing van de vaste collectie naar Stedelijk Base. Het was op zichzelf een aardig idee, maar had verregaande consequenties voor de presentatie van de museale werken.

Onvoorspelbaarheid en autonomie
Daarover schrijft Dommering niet, hij vindt vooral dat sponsors en geldschieters meer inspraak moeten hebben, want wie betaalt bepaalt. Ik denk dat deze logica overal opgaat, behalve in de kunsten.

Daar betaal je voor eigenzinnigheid, voor onvoorspelbaarheid en voor autonomie. Daar betaal je voor aankopen die je niet zag aankomen, voor kunst die ontregelt, die tegenvalt of je juist overvalt.

Kunst die blijft of weer gaat en bovenal die je in deze wereld van economische dominantie niet kunt kopen of kunt bezitten. We kopen en bezitten ze immers samen. Als inwoners van deze stad hebben we één vrijplaats aangewezen waar dat allemaal kan, en dat is het Stedelijk Museum. Die vrijplaats verdient wel duidelijke spelregels:

- Zet een jaarkalender uit met een baseline van twee grote tentoonstellingen per jaar, voeg daar vijf denkbeeldige pianosolo's aan toe; vijf persoonsgebonden- of focustentoonstellingen. Geef ruimte aan een dagritme, de 'rapid-response' en actualiteit, (als een kunstenaar wordt geëerd of overlijdt ruim je een zaal in). Stedelijk Base vormt de onderligger, de vaste collectie in vogelvlucht.

- Werk van binnen naar buiten. Zet de collectie centraal, vertel de verhalen van nu en de ontwikkelingen die daarop aansluiten: de actualiteit als onlosmakelijke reactie op de bestaande collectie en vice versa.

- Trek externe curatoren aan zoals De Jeugd van Tegenwoordig, Zwart Licht, Daria Bukvic, Imara Limon of Erwin Olaf. Zij geven nieuwe perspectieven en kijken met een vers oog.

Lennart Booij.Beeld Koos Breukel

Dr. Lennart Booij (Amsterdam, 1970) is een gepromoveerd kunsthistorisch onderzoeker, parttimekunsthandelaar, lid van de nationale Raad voor Cultuur en artistiek directeur van het Amsterdam Light Festival. Booij presenteerde diverse televisieprogramma's en is tegenwoordig regelmatig te horen als presentator van het radioprogramma Opium op radio 4. Hij was in 1999 mede-oprichter van het campagnebureau BKB, waar hij in 2016 ­afscheid nam om voor het Stedelijk Museum te gaan werken als conservator vormgeving. Booij was in de jaren negentig politiek actief voor de PvdA waarvan hij nog steeds lid is.

- Maak de designcollectie (40.000 objecten) weer zichtbaar of leen ruimhartig uit en werk samen met veelbelovende ontwerpers bij de inrichting en grafische vertaling van de tentoonstellingen.

- Breng de digitalisering van de collectie verder op orde middels een ruime doorzoekbare site die voor iedereen toegankelijk is.

- Stel conservatoren voor maximaal tien jaar aan en zorg voor een verbinding met de wetenschap. Organiseer promotieonderzoek, breng de curatoropleiding in huis en organiseer internationale uitwisselingen.

- Organiseer de externe financiering in een museumfonds waarmee het Stedelijk zelf kan kiezen waaraan het geld te besteden. Dit voorkomt persoonlijke lijntjes en lobby's.

- Voeg een prentenkabinet toe aan de bibliotheek zodat de papiercollectie weer zichtbaar wordt.

- Bouw het café op de eerste verdieping om tot kunstenaarscafé met een ronde tafel voor publieke ontmoetingen tussen curatoren en kunstenaars.

- Open opnieuw een dependance voor jonge kunstenaars in samenwerking met goede galeries, de Rijksakademie en de Rietveldacademie.

Dommering sombert dat de internationale reputatie niet zal worden hersteld zonder een buitenlandse directeur en de steun van sponsors die het internationale netwerk en de daar geldende verhoudingen kennen. Maar de creativiteit en connecties van kunstenaars worden hiermee ernstig onderschat.

De logica `wie betaalt bepaalt' gaat overal op, behalve in de kunsten

Rem Koolhaas: Ruf verdient rehabilitatie

Met een beetje verbeelding en energie zullen de sponsors en supporters juist blij zijn en opereren de kunstenaars als internationale ambassadeurs. Zo kunnen we samen zorgen dat het Stedelijk internationaal toonaangevende tentoonstellingen blijft organiseren die jong en oud, Amsterdammers en buitenlandse bezoekers blijven inspireren. Lang leve het Stedelijk Museum!

Er is een aantal opvallende punten over het 'geval' Stedelijk Museum die tot nu toe niet zijn gemaakt.

1.
Het Stedelijk heeft zijn laatste vier directeuren versleten. Tegengewerkt of weggewerkt, of combinaties van beide. Er is dus een probleem met het Stedelijk, los van de individuele directeuren: de institutionele structuur van het museum zelf is disfunctioneel.

Het museum is in omvang verdubbeld, de directie is uitgebreid met een financieel directeur, het museum is door de gemeente afgestoten. Het heet nog 'Stedelijk' maar feitelijk is het museum een public/private partnership, dus niet meer publiek in de klassieke zin van het woord.

Die dubbelzinnigheid is emblematisch voor de tegenstrijdige eisen en verwachtingen die de eigenlijke basis vormen voor de huidige impasse: zes jaar na de heropening zijn al die veranderingen niet vertaald in een nieuwe 'blauwdruk' die het geheel bestuurbaar maakt.

Er stond een nieuw gebouw, maar de regels bleven zoals ze waren, gedeeltelijk ongeschreven: een permanente improvisatie tussen bestuur en directeur die nu pas - achteraf - wordt gedefinieerd door Truze Lodder.

Beatrix Ruf wordt beoordeeld op basis van maatstaven die eigenlijk nog steeds niet bestaan, en die zeker niet bestonden toen ze aantrad. Een handvest achteraf wordt het wapen om Ruf met terugwerkende kracht af te serveren.

2.
De eigentijdse museumdirecteur verkeert per definitie in een spagaat tussen twee domeinen. De directie, die in het klassieke museummodel de teams van curatoren en medewerkers aanvoert als een boegbeeld, is nu een buffer tussen het museumapparaat en de politieke en commerciële buitenwereld. Succes in die buitenwereld lijkt van binnenuit corruptie van oorspronkelijk idealen.

Wat doet een directeur?

Die moet elan brengen en, om het huis aantrekkelijk te houden, actualiteit en verleden zien te verenigen. De directeur bepaalt de uitstraling van het totaal. Een bijna onbeperkte hoeveelheid 'ingrediënten' - collectie, gebouw, interne cultuur, politiek, markt, kunstenaars, verzamelaars - moeten tot een stimulerende constellatie worden gesmeed.

De complexiteit van al die tegenstrijdige ­taken kan alleen door een baas worden waargemaakt. Ruf was zo'n baas. Ze kreeg dingen artistiek, conceptueel en financieel voor elkaar.

Haar omkering van het oorspronkelijk bedoelde gebruik van de nieuwbouw - als focus van wisseltentoonstellingen - is een meesterzet: alle nieuwe tentoonstellingenin het oude gebouw profiteren nu van het historische aura, en juist de vaste collectie kreeg een nieuwe urgentie in het tot nu toe moeizame souterrain van de nieuwbouw.

Ik heb Ruf in deze transformatie als opdrachtgever leren kennen en ben daarbij onder de indruk geraakt van haar overtuiging, stamina, geduld en diplomatie.

3.
Het Stedelijkschandaal was onmiskenbaar het resultaat van een samenwerking van dissidente krachten binnen het museum, versterkt door krachten erbuiten. Het pijnlijkste van de hele zaak-Ruf is dat weliswaar is gebleken dat de beschuldigingen onterecht bleken, maar dat dit niet uit de verf komt.

4.
Nederland blijkt geen enkel probleem te hebben met botheid. De buitenlanders die triomfantelijk worden binnengehaald om onze status te onderstrepen, worden zonder egards afgedankt.

We moeten concluderen dat we hoge eisen stellen aan buitenlanders, en tegelijkertijd tolerant zijn tegenover onze eigen nog-net-niet-corruptie: interim-managers die de kant kiezen van de samenzweerders, de bijna-ministers die haastig hun tafel schoonvegen, de samenzweerders die ongestraft blijven, de pers die ontzenuwde beschuldigingen blijft herhalen.

Door deze enscenering wordt nu gesuggereerd dat er weliswaar niets verkeerd is gegaan maar dat er geen sprake kan zijn van een terugkeer van Ruf. Waarom niet? Een veel logischere conclusie is dat ze terugkomt op de positie die ze voor de campagne overtuigend bekleedde: als directeur van het Stedelijk Museum.

Wellicht zullen regels worden aangescherpt, de gedragsregels verzwaard, de corporate governance vastgelegd maar daarmee wordt bijna vergeten dat Ruf in korte tijd, ondanks tegenwerking, een radicale reanimatie van het Stedelijk in gang heeft gezet waarvan het museum ook in de toekomst zal blijven profiteren.

Het is een onverdraaglijke paradox dat de enige figuur in dit drama die van corruptie is beschuldigd werd vrijgesproken, maar blijkbaar zonder nadere uitleg toch het veld moet ruimen. 

Intussen blijven de acteurs die deze onnodige crisis hebben veroorzaakt ongemoeid op hun plaats. Alsof met haar 'verbanning' in plaats van haar rehabilitatie het schandaal is afgerond. Dat is een afloop die Amsterdam zich niet kan veroorloven: we zijn toch Cultuurstad? 

Er is alle reden om deze situatie te corrigeren nu het nog kan.

Rem Koolhaas.Beeld Marc Driessen

Rem Koolhaas (Rotterdam, 1944) ­studeerde architectuur aan de Architectural Association School in Londen en de Cornell University in het Amerikaanse Ithaca. In 1975 richtte hij mede het Office for Metropolitan Architecture (OMA) op. Eind jaren negentig kwam daar AMO bij, een eigen researchinstituut dat zich bezighoudt met thema's als identiteit, cultuur en organisatie. Als bouwende architect brak Koolhaas in 1992 door met de Kunsthal in Rotterdam. Andere iconische OMA-gebouwen zijn de Nederlandse ambassade in Berlijn en het hoofdkantoor van CCTV in Peking. Samen met Beatrix Ruf is Koolhaas verantwoordelijk voor de nieuwe, onorthodoxe inrichting van het Stedelijk Museum (Stedelijk Base). Onlangs publiceerde¿hij het 2400 pagina's ­tellende Elements of Architecture, vormgegeven door Irma Boom.

Wat zei Dommering?

In zijn ingezonden brief in Het Parool van 23 oktober betoogde Egbert Dommering dat de reputatie en slagkracht van het Stedelijk Museum ernstig zijn beschadigd door het vertrek van Ruf. 'Zonder een directeur en de steun van sponsors die dit internationale netwerk en de daarin geldende ruilverhoudingen kennen en kunnen bespelen, ziet het er niet naar uit dat het museum nog internationaal toonaangevende tentoonstellingen kan maken.' Wat zich volgens Dommering wreekt, is dat de gemeente niet een grondig heroverwegingsproces is ingegaan over de positie en organisatie van het museum, waar in de periode na de verzelfstandiging drie zakelijke en twee artistieke directeuren al of niet vrijwillig zijn vertrokken.