Direct naar artikelinhoud
Column

Voor de tweede keer die dag hoor ik Eberhard lachen

Femke van der LaanBeeld Oof Verschuren

Afgepeigerd ben ik. Het is negen uur 's avonds en vandaag zijn we verhuisd. Vanmorgen vroeg hebben we de boel ingepakt op de Herengracht, zojuist zijn hier de bedden opgemaakt.

Het was een lange dag. Het zou mooi zijn als we ons nu moe maar voldaan konden voelen. Maar dit neigt meer naar moe maar ontheemd. En verdrietig: "Ik heb het gevoel dat we papa hebben achtergelaten op de Herengracht." Dat is natuurlijk ook een beetje zo.

De verhuizers leerden mij vandaag dat als een kamer klaar en gecontroleerd is, je de deur dichtdoet. Lekker praktisch, denk ik nog, maar bij het dichtdoen van de keukendeur schiet ik vol. We waren altijd in de keuken.

Ik hoef niet eens mijn ogen dicht te doen om Eberhard te zien zitten aan de keukentafel. Stukken lezend, de loodgieterstassen op een rij achter hem. Hier begonnen onze dagen en hier plofte hij neer als hij thuiskwam. Hier zaten we met z'n tweeën, maar net zo makkelijk met zeven man, ondanks dat er maar drie stoelen stonden.

Deze deur moet ik nu sluiten.

Voor de tweede keer die dag hoor ik Eberhard lachen.

Ik slik en slik, net zolang tot ik de tranen in bedwang heb en me weer kan vertonen aan de inpakkers en sjouwers. Om twee minuten later de keukendeur weer open te zwaaien: de inhoud van de koelkast nog. Ik hoor Eberhard lachen: wat ben je toch een heerlijke jankerd, Femke.

Nu zitten we op de bank in een huis waar hij nooit is geweest en kunnen we hem even niet meer vinden. Uit de doos met de sticker 'Elektronica, opladers, kaarsen' vis ik de laptop. We kruipen nog wat dichter tegen elkaar aan. Met al het beeldmateriaal van Eberhard dat voorhanden is, kunnen we gelukkig nog jaren vooruit.

Ik kies voor het overzicht dat AT5 over het afgelopen jaar maakte. De kinderen hebben het nog niet gezien en kijken naar hun vader. Met een glimlach: naar de gemeenteraad, Ajax, de brief, applaus, het Concertgebouw, de kist.

Tot er een fragment komt waarin hun vader zingt. Live. Op een podium. Een nummer van Bob Dylan. Dan is de glimlach weg en zijn hun monden in totale verbijstering opengevallen.

"Nee!" "Wat erg!" "Heeft ie dat echt gedaan?!" "Nee!" Hoofden worden afgewend, ogen bedekt door handen: dit is te erg om naar te kijken.

Ook als je vader dood is, kun je je blijkbaar nog hartgrondig voor hem schamen. Voor de tweede keer die dag hoor ik Eberhard lachen.

Heeft ie dat echt gedaan?