Direct naar artikelinhoud
Column

'En, smaakte reiger lekker?'

James WorthyBeeld Agata Nowicka

'De Haagse politie heeft een dakloze man opgepakt die een vuurtje had gestookt in het Haagse Bos en daar een blauwe reiger op had gebraden.'

Ik lees het en denk maar één ding: daar had ik bij willen zijn. Ik had het willen zien.

En niet omdat ik iets tegen reigers heb, nee, integendeel: reigers zijn flinterdunne prachtvogels. Geen enkel levend wezen kan zo mooi in een sloot staan als een reiger. Geen enkel levend wezen wil ook in een sloot staan, maar daar gaat het niet om. Reigers kunnen het. Op die satéprikkerpoten in de lauwe ­kikkerdril.

Reigers kunnen stilstaand slenteren. Ze hebben ook iets goors. Dat vind ik mooi. Het dierenrijk kent veel te weinig schunnig uitziende schepsels, maar de reiger is het. Het is overduidelijk een gluurder. Als ik een reiger op een lantaarnpaal zie staan, zie ik die ene oom die iedereen heeft.

Die alleenstaande, kinderloze, te zoete aftershave opspuitende, auto met een spoiler rijdende, cassis drinkende, in een capuchontrui ­wonende, zijn nichtjes net iets te lang knuffelende ­reptieleigenaar.

'Wandelaars hadden de politie gebeld omdat ze het vuurtje hadden gezien.' En hier ging het naar mijn ­mening mis. Bij het inlevingsvermogen van de wandelaars. Je ziet een arme man een natuurlijk gestorven reiger braden, live and let live weet je wel.

We kennen zijn soort honger niet. Maar ja, de wandelaars belden de politie en nu is de man aan de vreemdelingenpolitie overgedragen. Ik vind dat pijnlijk. Ik hoop dat de reigers hem vandaag of morgen zullen bevrijden.

Zo zien reigers er namelijk ook wel uit. Als ontsnappingskunstenaars. O dat lijkt me zo mooi. Dat ze hem bevrijden en met hem wegvliegen. En dat ze hem neerzetten op een plek waar een vrouw woont die alleen is en veel te veel voor zichzelf heeft gekookt. En dat de man mag mee-eten.

Hij ziet twee tartaartjes, acht aardappelen en tientallen doperwtjes en worteltjes. Over de tartaartjes schenkt hij ketchup. Een poes sliert langs zijn knieën. De man heeft honger, maar de poes heeft recht op een stukje vlees.

En over drie jaar, als hij door het park loopt, ziet hij wat vlammen in de bosjes. Hij loopt richting het vuur en ziet dat iemand twee meerkoeten aan het braden is. Hij denkt terug aan de wandelaars.

"Ze waren al dood hoor, meneer. Ik ben geen moor­denaar, maar wel hongerig. Begrijpt u? De natuur heeft deze vogels aan mij gegeven."

"Het is al goed, ik heb ooit een reiger in deze bosjes ­gegeten."

"En, smaakte reiger lekker?"

"Ik weet het niet meer, maar als je echt honger hebt, gaat het niet meer om lekker of niet."

De man haalt een broodtrommel uit zijn rugtas en geeft de trommel aan de meerkoeteneter.

"En hier heb je vijftig euro. Als het op is, moet je maar bellen, oké? Maar beloof dat je dit nooit meer doet."

In de verte staat een reiger op een lantaarnpaal. De ­vogel knikt tevreden. "Niets of niemand is een ­vreemdeling," lacht de reiger, terwijl hij bij iemand naar ­binnen gluurt.

De in Amsterdam geboren en getogen schrijver James Worthy (1980) probeert in zijn columns iets van het leven te begrijpen. Lees al zijn columns hier terug. 

james@parool.nl

Ik ben geen moordenaar, maar wel hongerig. Begrijpt u?