Direct naar artikelinhoud
Column

Ik schrijf een hoofdletter in het vocht

Femke van der LaanBeeld Oof Verschuren

De oudste kijkt omhoog en zwaait nog even. Een handschoen in de lucht. Ik zwaai terug. Ze gaat naar school. Er is weer een nieuwe week begonnen.

Ik kijk haar na vanachter het raam. Van bovenaf zie ik haar schooltas in haar fietskrat liggen. Zojuist stond de tas nog op het aanrecht. Werd er een broodtrommel bij de boeken gestopt. Een beker. Een telefoon. De rits ging maar moeilijk dicht. Nu glijdt de tas beneden door mijn beeld, van rechts naar links.

Bij de eerste kruising stopt ze. Er komt een auto van rechts. Een fiets. Ze kijkt nog even achterom. De handschoen gaat weer de lucht in. Aan het begin van het schooljaar kon ik haar daar al niet meer zien.

Toen ging ze al voor de kruising schuil achter de blaadjes van de bomen. Nu zie ik door de kale takken hoe ze na het oversteken wordt opgenomen door het stadsverkeer.

We hebben dit al een keer gedaan. De blaadjes van de bomen. De handschoenen.

Ik wil het vasthouden. Hoe het was. Hoe hij was. Hoe wij waren. Hoe het ging en hoe het voelde

De oudste rijdt in het midden. Voor haar een fietser, achter haar een fietser. Een scooter passeert. Door het raam voel ik de kou van buiten. Ik verbeeld me even dat ik haar zie rillen en denk aan haar winterjas aan het haakje in de gang. 

Het is allemaal steeds langer geleden. Steeds verder weg. 

Ik leg mijn voorhoofd tegen het raam. Zo kan ik bijna het einde van de straat zien. Er zijn meer fietsers nu. Ik tel er zes. En de oudste. Ze fietsen op een kluitje achter een langzaam rijdende auto. 

Mijn voorhoofd is koud. Waar mijn mond het raam bijna raakt, is het glas beslagen. Ik trek mijn hoofd terug. Met mijn vinger schrijf ik een voorletter in het vocht. Dan blaas ik de letter weg met de warme lucht uit mijn mond. 

Ik schrijf opnieuw. Nu maak ik er een hoofdletter van.

Ik wil het vasthouden. Hoe het was. Hoe hij was. Hoe wij waren. Hoe het ging en hoe het voelde. Winterjassen aan kapstokken. Koude maandagen. Ik wil het vasthouden, maar het is allemaal steeds langer geleden. Steeds verder weg.

De auto is afgeslagen. Het groepje versnelt. Ik zie de oudste niet meer zo scherp. Af en toe herken ik haar nog aan haar jas, aan een beweging.

Met samengeknepen ogen probeer ik haar in beeld te houden. Het lukt nog even. Dan is ze verdwenen en is er alleen nog maar een straat met fietsers en auto's en scooters. 

Ik doe een stap achteruit. Mijn voorhoofd heeft een vlek achtergelaten op het glas. Daaronder speur ik naar een voorletter. Ik weet dat hij er moet zijn.

Femke van der Laan (40) schrijft wekelijks over haar leven in de stad na de dood van haar echtgenoot Eberhard, de burgemeester van Amsterdam die op 5 oktober 2017 overleed.