Direct naar artikelinhoud
Column

Amsterdam zit vol gevaarlijke verkeersidioten

Roos SchlikkerBeeld Oof Verschuren

Op een miezerochtend sjok ik van school naar huis als een woest gesticulerende kerel op zijn herenfiets komt aangeracet. Wanneer ie me bijkans overrijdt hoor ik wat ie brult. "Asshole!" Omdat ik het zebrapad oversteek. Goeiemorgen, Amsterdam.

De uitroep is zo idioot dat ik in de lach schiet, maar eigenlijk kan ik er stiksjaggerijnig van worden. De haast, de chaos, de opgefoktheid die door de stad raast en dromerige passanten grijpt. Dat realiseer ik me pas echt als even later eindeloos lang sirenes klinken.

In mijn hoofd ga ik ieders gangen na. Man? Thuis. Kinderen? Veilig op school. Intussen hoop ik dat het geloei afneemt, maar het blijft aanzwellen. Als ik het nieuws hoor, begrijp ik waarom. Het geluid stierf niet weg, omdat iemand op het asfalt lag dood te gaan.

Een vloek ontglipt me als ik lees dat het slachtoffer op de Rozengracht is geschept door een Uber. Alweer. Vorig jaar werd Mare Welkers doodgereden in de Molukkenstraat. De chauffeur, een knulletje van 21, bezat pas vijf maanden zijn taxidiploma.

In de 24 uur voor het ongeluk had hij nog geen acht uur rust gehad. Want wie een normaal salaris wil verdienen in zo'n Ubertje moet vaak dagen maken van minstens twaalf uur. Uber ontheft zich van iedere verantwoordelijkheid.

Bij de dood van Mare omdat de chauffeur volgens hen op dat moment niet op de Uber-app zat, al verklaarde hijzelf dat hij op zoek was naar een ritje. En nu wast Uber zijn handen opnieuw in onschuld.

Verkeershufters. Ze zitten niet alleen op herenfietsen of in auto's met blauwe nummerborden. Ze zetelen ook in hoofdkantoren. Laatst zag ik een tv-spotje van Uber waarin gesproken werd over hun 'core quality': "We always do the right thing." Het is maar wat je right noemt.

Nee, niet iedere Uberchauffeur is een kamikaze­piloot, maar het wemelt van de gastjes die menen dat een dertigkilometerzone gebruikt mag worden als racebaan. Als mijn zoons naar school fietsen, moet ik mezelf bedwingen om niet steeds schril "Pas op!" te blèren. Is dat de stad waarin we willen wonen? 

En dan is het woensdag en sta ik tussen honderden kinderen te wachten op een grachtje. Zingend houden we de moed erin, maar het duurt en duurt maar. Plotseling klinkt er een sirene. Verschrikt kijken ouders op. 

Is er weer een gruwelijk ongeluk gebeurd? Of een kind het water in gekukeld? Wat rijdt die wagen hard! Met piepende banden remt de politieauto, een agente springt eruit. Gevolgd door... is dat een mijter?

Het is een mijter. Want Amsterdam zit vol gevaarlijke verkeersidioten. Maar het is ook de stad waar de politie Sinterklaas oppikt wanneer zijn boot niet komt opdagen en hij panikerend over straat rent omdat een hele basisschool op hem wacht.

Ik kijk naar het gekrioel om me heen, dat voor heel even alleen maar vriendelijk is. Straks laten we ons allen weer omgeven door assholes die asshole roepen, maar dat is voor later. Vanmorgen miezert het heel even niet. 

Vanmorgen regent het pepernoten.

Roos Schlikker (1975) is journalist en schrijfster van boeken en toneelstukken. Elke zaterdag schrijft ze een column voor Het Parool.

Straks laten we ons allen weer omgeven door assholes die asshole roepen, maar dat is voor later