Direct naar artikelinhoud
Column

De ene gehandicapte is blijkbaar de andere niet

Roos SchlikkerBeeld Oof Verschuren

"Maar natúúrlijk heb ik tijd voor jou." De zestiger zet zijn aardigste glimlach op als het meisje van een jaar of negentien hem aanspreekt voor de Albert Heijn. Ze heeft een kindergezichtje dat permanent in de bloosstand staat en haalt geld op voor een gehandicaptenorganisatie.

"Wij geven hoor. Wíj geven," zegt de kerel te hard. Hij draagt een Rik Felderhof-hoed alsof hij zo vanuit de Rivièra is komen aanwandelen. Maar hij schept niet op over een zeilhobby of wijnliefhebberij. Nee, de man blijkt op goede doelen te zitten.

Terwijl hij opsomt aan welke 'charities' hij allemaal doneert, knikt zijn vrouw geestdriftig mee. Ze doet denken aan zo'n nephondje op de hoedenplank van een auto. "Greenpeace!" Knik. "KWF!" Knik. "En iets met verwaarloosde circusdieren!"

Knikkerdeknik. "Want je moet oog hebben voor wezens in nood. Vrien-de-lijk-heid. Dat doet er toe," roept De Hoed, terwijl hij over de schouder van het meisje kijkt. Ik verstop me snel achter een bonusaanbiedingsbord, niet van zins om het goedkeurende publiek te zijn dat hij zoekt. Doneren valt natuurlijk enorm te prijzen, maar ik ben van de ouderwetse school die vindt dat je het niet moet doen om je ego op te pompen.

"Maar," gaat De Hoed scherp verder. "Als jij geld ophaalt voor gehandicapten, waarom doe je dan niets aan de puinhoop hier?" Het grietje kijkt paniekerig om zich heen. "Hier, deze stoep. Niet blindvriendelijk hè." 

De straat ligt er tamelijk ongeschonden en goed beloopbaar bij, maar de man is los. "Blindvriendelijk. Nooit van gehoord? Nou ja, kind. Verdiep je eens in de doelgroep. Ja, ik snap het best, de ene gehandicapte is de andere niet, en er ligt hier wel een mooie rolstoelbaan, maar wat als ik niet kan zien en over een opstapje struikel? Weleens aan gedacht?"

Dat heeft het meisje, ongetwijfeld een eerstejaarsstudente communicatie of kunstgeschiedenis, uiteraard niet. "Nou, doe er wat mee," voegt De Hoed er moreel superieur aan toe. Hij zweeft de supermarkt binnen, gevolgd door het knikhondje.

'Ksssst. Wat staat u hier nog?', snuift de hoedenman

Even later zie ik het stel bij de kassa. Een murmelende figuur sluit aan, net op het moment dat de caissière roept: "Ik ga sluiten, u moet naar de andere rij." De laatste man is smerig, hij heeft twee halveliterblikken bier in zijn handen, naast een zooitje muntjes. Hij reageert niet. Het meisje roept harder. Geen beweging. Het meisje zwaait. Nul.

"Ksssst. Wat staat u hier nog?" snuift de hoedenman. Met grote ogen kijkt zijn opponent hem aan. Dan roept hij hard: "Ik hoor je niet! Ben doof!" Van schrik vergeet de vrouw te knikken. Even is De Hoed van zijn à propos, maar meteen daarna maakt hij een woest wappergebaar, alsof hij een gore stadsduif wegjaagt. "Jij. Weg. Hier," bast hij, alsof de werkwoorden op zijn. De dove man druipt af. Even later wijst De Hoed het bloosmeisje buiten op een losse tegel. "Kijk nou. Levensgevaarlijk."

De ene gehandicapte is blijkbaar de andere niet. Zelfs niet als je op goede doelen zit.

Roos Schlikker (1975) is journalist en schrijfster van boeken en toneelstukken. Elke zaterdag schrijft ze een column voor Het Parool.