Direct naar artikelinhoud

'Zonder sloop was de Bijlmer waarschijnlijk nooit herontdekt'

Een bestemmingsplan moet het laatste stukje van de oorspronkelijke Bijlmer beschermen. Een bijzonder geschenk voor de wijk die gewend was aan sloopplannen.

In 2012 werd flat Kleiburg gered van de sloop. De flat staat model voor de herwaardering voor de oude BijlmerBeeld Freek van den Bergh/ANP

Kijk, dát is nog eens een verjaardagscadeau.

De vijftigjarige Bijlmer krijgt van de gemeente niet het afgezaagde doosje Merci of nog een exemplaar van de nieuwe Dan Brown, maar een gloednieuw bestemmingsplan dat niets anders tot doel heeft dan het laatste stukje van het oorspronkelijke ontwerp van Siegfried Nassuth en zijn team te behouden en te beschermen.

Want het bestemmingsplan Bijlmermuseum is ook nog eens een opstapje naar de toekomstige aanwijzing van het gebied tussen de metrostations Ganzenhoef en Kraaiennest als beschermd stadsgezicht, waarmee het stadsbestuur de zo lang verguisde woonwijk officieel de status verleent van waardevol stedenbouwkundig en cultuurhistorisch erfgoed.

Waardevol erfgoed, dat zal even wennen zijn voor de Bijlmer die in een halve eeuw voornamelijk te maken kreeg met plannen voor grootschalige sloop.

Dat veranderde na de afbraak van de flats Grunder en Koningshoef eind jaren negentig, zegt architectuurhistoricus Jeroen Schilt, die de cultuurhistorische verkenning bij het bestemmingsplan schreef.

"Toen ook die flats tegen de vlakte waren gegaan, zag je een kentering bij het projectbureau dat de vernieuwing van de Bijlmer leidde. Ook daar groeide het besef dat het laatst overgebleven stuk toch wel iets bijzonders was. Daar was de sloop voor nodig; als alle gesloopte flats gewoon waren blijven staan, was de Bijlmer waarschijnlijk nooit herontdekt."

'Bijlmer Believers'
Het nieuwe bestemmingsplan is ook de kroon op het werk van een kleine groep actieve bewoners van de flat Grubbehoeve die zich vanaf de jaren tachtig als sterk maakte voor het behoud van het Bijlmer Museum, zoals zij het gebied als eersten doopten.

Onder aanvoering van Henno Eggenkamp, Peter Dautzenberg en Bernadette de Wit voerden de 'Bijlmer Believers' tientallen jaren een tamelijk eenzame en ongelijke strijd tegen de aantasting van het oorspronkelijke stedenbouwkundig ontwerp.

Schilt kent de drie goed en zegt lachend: "Als ze bij elkaar zijn, maken ze meestal ruzie. Maar ze zijn belangrijk geweest voor het behoud van dit gebied. De geschiedenis heeft hun gelijk gegeven."

De Bijlmer Believers konden niet voorkomen dat Grunder en Koningshoef werden gesloopt om plaats te maken voor keurige maar weinig opwindende laagbouw.

Dat was een grote teleurstelling, want de indruk was gewekt dat deze flats onderdeel waren van het Bijlmer Museum.

In 1998 had stadsdeel Zuidoost nog beloofd de acht flats in het gebied als geheel te beschouwen, maar de sloopkogel bleek sterker dan het deelraadsbesluit.

Bijlmerramp
De sloop van Grubbehoeve wisten de actievoerders wel tegen te houden door 90 kopers te vinden voor een appartement in de flat. Dat was namelijk de voorwaarde van eigenaar Rochdale om het complex te sparen en op te knappen.

Een andere hoofdpersoon in het verhaal is de flat Kleiburg. Ook die zou worden gesloopt, maar de flat kreeg in 2012 op het laatste moment een tweede leven als klusflat.

Het project bleek een kiss of life voor het gebied en sindsdien staat Kleiburg model voor de herwaardering voor de oude Bijlmer, met als hoogtepunt de toekenning van de Europese architectuurprijs Mies van der Rohe.

Schilt denkt dat met de sloop van Kleiburg ook het doek was gevallen voor het Bijlmer Museum. "Het gebouw neemt zo'n belangrijke plek in binnen het ensemble. Zonder Kleiburg was dit niet gelukt."

Wrang genoeg heeft ook de Bijlmerramp van 1992 een bijdrage geleverd aan de bescherming van het gebied, zegt Schilt.

"De sloop van de getroffen delen van de flats Klein-Kruitberg en Groeneveen heeft in het middengebied van het Bijlmermuseum een grootse, open ruimte ge­creëerd. Het monument voor de slachtoffers heeft iets van een magische plek, net als de afdrukken van de getroffen flats in de grond. Eigenlijk is daar het nieuwe hart van het gebied komen te liggen. Daar is altijd heel zorgvuldig mee omgesprongen bij het plannen van nieuwe ingrepen."

Blinde paniek
Die zorgvuldigheid was meer uitzondering dan regel. Schilt kent het gebied uit het bestemmingsplan goed, maar voor zijn cultuurhistorische verkenning maakte hij, wandelend, nog eens een grondige studie van het gebied.

"De geschiedenis van de Bijlmer laat zich wel aflezen in het landschap. Vooral in de jaren tachtig en negentig, toen het echt slecht ging, was er sprake van blinde paniek. Nassuth had een Engels parklandschap tussen de flats bedacht, met veel bomen en bosschages. Daar is een Hollandse weide van gemaakt met veel gras en weinig bomen. Dat had te maken met de onveiligheid: men wilde een goed zicht hebben op de vijand."

Dat leidde tot een lappendeken van grote en kleine ingrepen, doorgaans van matige kwaliteit, zegt Schilt. "Het gebeurde vast met de beste bedoelingen, maar de meeste aanpassingen wekken de indruk op een achternamiddag te zijn bedacht. Het oorspronkelijke ontwerp speelde daarin geen rol.

"Het is niet de bedoeling om dat ontwerp in oude glorie te herstellen", zegt hij. "Dat is praktisch onmogelijk, en dat moet je ook niet willen. Het is wel zo dat bij het maken van plannen er nadrukkelijk naar het ontwerp van Nassuth zal moeten worden gekeken. En zonder slag of stoot slopen, dat kan straks helemaal niet meer."

Lees ook: De Bijlmer 50 jaar: Hoe Amsterdam de wijk in handen kreeg

Wrang genoeg heeft ook de Bijlmerramp van 1992 een bijdrage geleverd aan de bescherming van het gebied
Jeroen Schilt
'Zonder sloop was de Bijlmer waarschijnlijk nooit herontdekt'
Beeld Jet de Nies