Direct naar artikelinhoud

Veel lol en gein, maar ook altijd gerotzooi

Wittenburg en Kattenburg zijn van oudsher buurten waar vaak werd geknokt. Ook met fietskettingen en stenen. De beruchte strijd om het Kippebruggetje, de scheidslijn tussen Kattenburg en Wittenburg, was in de jaren vijftig en zestig op Luilak een kwestie van leven en dood.

Burgemeester Van Aartsen brengt bezoek aan WittenburgBeeld anp

Een soort Ajax-Feyenoordvete. Stenen, stokken en kettingen kwamen eraan te pas. De ochtend erna zaten de schooljongens en een enkele schoolmeid met blauwe ogen in de banken.

Kattenburgers werden vroeger de 'Bijltjes' genoemd omdat ze het hout voor de spanten van de schepen bij werf 't Kromhout bewerkten. Bij de sanering van de wijk moesten ze als eersten weg. De woningbouwverenigingen wilden ze niet huisvesten. Ze zagen eruit als armoedzaaiers. Een stel asocialen en schorem werden ze genoemd. Vertelde je bij je sollicitatie dat je van de eilanden kwam, dan werd je niet aangenomen.

Werkspoor en Stork
De eilanders hadden altijd al de naam een oproerig volkje te zijn. In de geschiedenisboeken stonden ze geboekstaafd als 'de oproerkraaiers bij de Zeeliedenstaking'. Tijdens de 'Bloednacht van Kattenburg' in 1911, waarbij soldaten het vuur openden, vielen tientallen (ernstig) gewonden.

De CPN was groot op de eilanden. Velen in de 'rooie' buurt vonden een baan bij Werkspoor, Stork, Proost & Brandt, Werf 't Kromhout en in de haven. Ze waren arm, maar dat maakte niet uit, want iedereen was arm. Al was het geen echte familie, voor de kinderen waren het 'omes en tantes'.

Alles speelde zich af op straat. Het verschil tussen het oude en nieuwe Kattenburg verwoordde de inmiddels overleden eilander Jaap Altelaar kort: "Vroeger hing overal een touwtje uit de brievenbus. Nu heb ik vijf sloten voor, en vijf sloten achter."

Tijdens de om het jaar gehouden reünie van de autochtone eilanders worden warme herinneringen opgehaald over de saamhorigheid en het uitgehaalde kattenkwaad, zoals het hangen aan voorbijvarende dekschuiten bij het strandje op de Prins Hendrikkade. Daar is zelfs iemand bij verdronken.

Kwajongensstreken
Wittenburger Robbie Schoenmaker, begin zeventig, was een soort Ciske de Rat. Hij trok vaak op met leeftijdsgenoot Jan(tje) Diek, oud-worstelaar die ooit voor ondernemers op de Wallen de rust bewaarde. Altijd 'aan het rotzooien'. Ze zaten vaak op het politiebureau. Buurmeisjes bleven een beetje uit hun buurt, omdat ze kwajongensstreken uithaalden.

Veel lol en gein, maar ook altijd gerotzooi
Beeld Jet de Nies

Maar wat de eilanden - Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg - vroeger vooral speciaal maakte, was de sfeer. Ging er iemand verhuizen, dan werd er gehuild. Kwam iemand terug, dan werd de straat versierd. Er heerste trots. Voddenboer Eli schreef er een lied over: 'Ik hou van de eilanden/ die mooie eilanden/ waarop een keer mijn wiegie heb gestaan/ daar hebben we lol en gein/ en nooit geen chagrijn/ ik ben zo trots een Wittenburger te zijn.'

Ze voelden zich er veilig. Een gevoel dat veel Witten- en Kattenburgers van nu niet meer herkennen.

De Oostelijke Eilanden stonden vroeger bekend als een 'rooie' buurt, de CPN had er veel aanhangers. Men was er arm, maar dat gaf niet, want iedereen was arm. Wel hadden de eilanders de naam een oproerig volkje te zijn.


Lees ook:
Wie is liquidatiedoelwit Gianni L. eigenlijk?
Oostelijke Eilanden: Veel hangjeugd zonder toezicht