Direct naar artikelinhoud

Wie betaalt de tropenarts?

De overheid houdt de hand op de knip voor de tropenarts. Steeds minder ziekenhuizen willen opdraaien voor de opleidingskosten. Wie redt de mensen­redder?

Matthijs Botman opereert als tropenarts bijvoorbeeld in TanzaniaBeeld Daniel Cohen

Plastisch chirurg Matthijs Botman (40) van het VUmc is net klaar met een tepelreconstructie bij een patiënt die borstkanker heeft gehad, als zijn telefoon trilt. Een ­appje. Tanzania meldt zich. Elfduizend kilometer verderop zit Thom Hendriks, een tropenarts die daar patiënten met brandwonden behandelt. Botman is zijn onderzoeksbegeleider.

Als Botman, ook tropenarts, Whatsapp opent, ziet hij een filmpje van een zwaaiende kinderhand. Het is het handje van Kura, een jongetje van vier dat een paar jaar geleden in het vuur is gevallen. "Van de pijn hield hij zijn vingers bij elkaar en is de huid aan elkaar gegroeid."

Zijn hand was vergroeid tot een stompje met veel littekenweefsel. Zijn vingers kon hij niet meer gebruiken. Tijdens het laatste bezoek van Botman aan Tanzania is het  jongetje geopereerd. Thom doet de nazorg. Nu kan Kura dus weer zwaaien.

Met vijf vingers.

Whatsapp
Botman laat later die dag in het restaurant van VUmc de groet uit Tanzania op zijn telefoon zien. "Fantastisch. We hebben het kind samen met de lokale artsen geopereerd en zij zijn er helemaal trots op."

Waar de tropenartsen vroeger vaak geïsoleerd in een Afrikaans dorp zaten, communiceren ze nu met Facetime en Whatsapp met collega's in de rest van de wereld. "De huidige tropenartsen worden veel meer opgeleid om samen te werken, onderzoek te doen en de gezondheidszorg internationaal naar een hoger niveau te brengen. Door de moderne communicatiemiddelen is dat makkelijker geworden."

Zwaardere investering
Tussen de bedrijven door, bijvoorbeeld als Botman zit te wachten op een operatie, appt hij adviezen aan Thom. Zo zit Botman, plastisch chirurg aan de De Boelelaan, toch een beetje als tropenarts in Tanzania.

Als beginnend student kwam hij in een ziekenhuis in Peru terecht. De nachtdienst draaide hij alleen met één verpleegkundige. Er was geen arts te bekennen. Toen het met een doodziek kind steeds slechter ging, wisten Botman en de verpleegkundige niet wat ze moesten doen. Het kind overleed.

De machteloosheid van die nacht is nog steeds een kras op zijn ziel. Maar het was het ook een sterke motivatie: "Ik word tropenarts." Zo geschiedde, later zou hij zich specialiseren tot plastisch chirurg.

Keerzijde
De opleiding tot tropenarts is sinds 2012 erkend door de artsenfederatie KNMG. Sindsdien is de tropenarts omgedoopt tot  'arts internationale gezondheidszorg'. De opleiding is flink opgeschud en verbeterd.

Dat is goed nieuws, maar er zit ook een keerzijde aan. Deze stevigere, professionelere opleiding vroeg ook een zwaardere investering van de 24 ziekenhuizen die opleidingsplaatsen boden. De ziekenhuizen hadden de opleiding altijd uit eigen zak betaald, en dat doen de meesten nog steeds.

De machteloosheid van die nacht is nog steeds een kras op zijn ziel, maar ook een sterke motivatie

Na de erkenning van de opleiding dachten de ziekenhuizen dat het met de vergoeding ook wel goed zou komen. Maar dat gebeurt alsmaar niet. Inmiddels zijn al vijf ziekenhuizen afgehaakt. "Als er nog een paar ziekenhuizen stoppen, dreigt de opleiding te verdwijnen."

Cultuurverschillen
Minister Bruno Bruins van Medische Zorg en Sport schoof de verantwoordelijkheid, na vragen van de ChristenUnie, onlangs van zich af met de stelling dat tropenartsen geen bijdrage leveren aan de Nederlandse zorg.

Iets waar het AMC en het VUmc stellig tegenin gaan in een steunbetuiging aan de tropenarts: bijna alle tropenartsen komen terug naar Nederland, specialiseren zich en gaan aan de slag met een pak ervaring, vindingrijkheid en waardevolle kennis over cultuurverschillen in de zorg.

Ze weten hoe ze complexe zorg met minimale middelen kunnen organiseren en ze hebben kennis over tropenziekten. Allemaal bagage waarvan de Nederlandse patiënt profiteert.

"Daarnaast is goede gezondheidszorg wereldwijd voor iedereen die op deze aardbol leeft belangrijk. Dus ook voor mensen in Nederland."

6

Voor de opleiding tot tropenarts is 6 miljoen euro nodig.

Campagne

Tropenartsen werken vaak in lagelonenlanden, waar nauwelijks dokters zijn. Het zijn artsen die zes jaar geneeskunde studeren en daarna nog ruim twee jaar doorleren voor 'arts internationale gezondheidszorg'.

In de opleiding, waar jaarlijks dertig studenten instromen, ligt het accent op chirurgie, gynaecologie en kindergeneeskunde. Bijna alle tropenartsen komen na een paar jaar terug naar Nederland: een derde wordt specialist, een derde huisarts en een derde kiest voor de publieke gezondheidszorg.

Om hen te kunnen blijven opleiden is ­jaarlijks in totaal 6 miljoen euro nodig. De tropenartsen zijn een campagne begonnen om de politiek te bewegen dit geld structureel beschikbaar te stellen. Om hun boodschap kracht bij te zetten hebben de tropen­artsen het boek Into the world uit­gegeven.